Beschouwing 9

    Mysteriën van geboorte leven en dood

Het eeuwige nu ervaren (hoofdstuk 9 van het bijbehorende boek)

 

BESCHOUWING GEBASEERD OP SPIRITUELE TEKST 9

BESTEL MYSTERIËN  EN UITDAGINGEN VAN GEBOORTE, LEVEN EN DOOD

De mysteriën van geboorte, leven en dood zijn groots en veelomvattend. Aan de hand van bijbelteksten en beschouwingen daarover hebben we in dit boek slechts een tipje van de sluier opgelicht, steeds vanuit de meer dan vier eeuwen jonge traditie van het levende Rozenkruis. Natuurlijk gaat het om slechts een fractie van wat je allemaal kunt weten en ervaren op dit gebied, maar het is voldoende om je leven zodanig richting te geven dat je diepste wezen op je reis door het leven tot ontwikkeling kan komen, en je het eeuwige nu kunt ervaren. Over die reis schrijft Jan van Rijckenborgh (fakkeldrager van het Rozenkruis 21) in 1960 in het voorwoord van zijn boek De Egyptische oergnosis en haar roep in het eeuwige nu – deel 2:

‘Mens, wie zijt gij? Vanwaar komt gij. Waarheen gaat gij? Deze diepste vragen stelt, sinds de dageraad van het verschijnen van de mensen in dit dialectische levensveld, de geheimzinnige sfinx aan alle reizigers op de eindeloze dwaalweg door de woestijn van het aardse leven; en de beantwoording ervan, in bewustzijn, levensgerichtheid en -daad, is beslissend over leven en dood.

Zonder waarachtige, levende kennis, uit eerstehands beleven, aangaande de ene Bron van alle zijn en het ene werkelijke doel van ons bestaan, is de mensheid, door blindheid, waan en misleiding verdoold, steeds weer gedoemd in duisternis, lijden en dood ten onder te gaan. Om in de zo smart- en dreigingsvolle crisis, die het einde van de huidige kosmische dag begeleidt, de tallozen die in vertwijfeling naar uitkomst zoeken, de weg tot de bevrijdende godskennis te wijzen, verheft de gnosis opnieuw haar stem, en doet zij de roep van het begin met grote kracht weerklinken.

Opnieuw verkondigt zij, vanuit de levende godswerkelijkheid, de hoge afkomst en verheven roeping van de mens, en wijst zij hun, die nog oren hebben die kunnen verstaan, de ene aloude weg van de uitredding, die zij ook in onze tijd voor de mens van goede wil ontsloten heeft.’

Ook dit boek heeft als doel de roep opnieuw te laten klinken, zoals die op een andere wijze ook klinkt in bijvoorbeeld het manifest De roep van de rozenkruisers broederschap uit het jaar 1614. Daarin wordt de hoop uitgesproken dat de mens nu eens eindelijk zijn adeldom en heerlijkheid gaat beseffen en inziet om welke reden hij microkosmos wordt genoemd.

BESTEL MYSTERIËN  EN UITDAGINGEN VAN GEBOORTE, LEVEN EN DOOD

De sleutel van de tweevoudigheid 

De meeste mensen zijn zich er nog niet van bewust dat zij zijn als de Egyptische sfinx: half dier en half mens. Met die doorleefde kennis over de tweevoudigheid van de mens – een sterfelijke persoonlijkheid die leeft in een onsterfelijke microkosmos – is de betekenis van vele klassieke spirituele teksten te ontsluieren. De grote sfinx bij de piramiden van Gizeh in Egypte is vele eeuwen verborgen geweest onder het woestijnzand. Zo is de ervaring van de tweevoudigheid van de mens en de daaruit voortvloeiende eerstehands kennis eeuwenlang bedolven geweest onder dikke lagen zand en stof van materialisme en theologie.

Ahrimanische en luciferische krachten hebben grote successen geboekt met hun misleiding, maar beginnen aan kracht in te boeten nu steeds meer mensen innerlijk ontwaken, hun adeldom en heerlijkheid beseffen, en het smalle pad – de weg terug – willen bewandelen. Satanische krachten hebben een grote zelfhandhavingsdrang en gaan daarom nog krachtiger optreden om vitale levensenergieën aan de mensheid te kunnen blijven onttrekken.

Zo kunnen we ook begrijpen waarom de verschrikkingen in de wereld lijken toe te nemen, en waarom angst wordt bevorderd om mensen te kunnen manipuleren en af te houden van geestelijke ontwikkeling. Als het licht sterker gaat stralen, gaan de machten van de duisternis zich verzetten. Er vindt dan een polarisatie plaats, een scheiding tussen bokken en schapen. In de gelijkenis van de talenten lezen we daarover: ‘Ieder die heeft, aan hem zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben; maar van hem die niet heeft, van hem zal afgenomen worden ook wat hij heeft.’ (Mattheüs 25:29)

Deze uitspraak heeft betrekking op innerlijk bezit en niet op uiterlijk bezit. Een soortgelijke gedachte treffen we ook aan in het laatste bijbelboek. Daarin lezen we: ‘Wie onrecht doet, laat hij nog meer onrecht doen. En wie vuil is, laat hij nog vuiler worden. En wie rechtvaardig is, laat hij nog meer gerechtvaardigd worden. En wie heilig is, laat hij nog meer geheiligd worden.’ (Openbaring 22:11)

De Openbaring van Johannes – ook bekend als de Apocalyps, wat letterlijk ‘onthulling’ betekent – is een uiterst merkwaardig bijbelboek dat geschreven is in mysterietaal die de auteur deels heeft ontvangen van hogerhand en deels zelf heeft samengesteld op basis van eigen ervaring, en uitgebreide kennis van de spirituele traditie waar hij deel van uitmaakte. In talrijke symbolische voorstellingen met elementen die we ook in vele andere boeken van de Bijbel aantreffen, wordt iets gezegd over innerlijke processen die een mens en groepen mensen ervaren, als zij de gnostieke weg tot heelwording gaan. Het wordt wel ‘christendom voor gevorderden’ genoemd.

Individu en groep

Tot nu toe hebben we in dit boek vooral gesproken over mogelijkheden voor geest-ziele-ontwikkeling bij de individuele mens. Dat proces van herschepping of regeneratie van een individu kan plaatsvinden in samenhang met een groep individuen die zich daar gezamenlijk op richten, dus binnen een authentieke spirituele traditie. Over de auteur van de ‘Openbaring van Johannes’, dat waarschijnlijk omstreeks het einde van de eerste eeuw geschreven is, is historisch niets bekend. Hij schrijft dat hij visioenen heeft, terwijl hij gevangen zit op Patmos, een Grieks eiland in de Egeïsche Zee, nabij de westkust van Turkije. In de aanhef lezen we:

‘Openbaring van Jezus Christus, die God hem gegeven heeft om zijn dienstknechten te laten zien wat spoedig moet geschieden, en hij heeft die door zijn engel gezonden en aan zijn dienstknecht Johannes te kennen gegeven. Deze heeft van het Woord van God getuigd en van het getuigenis van Jezus Christus, alles wat hij gezien heeft. Zalig is hij die voorleest en zijn zij die horen de woorden van de profetie, en die in acht nemen wat daarin geschreven staat, want de tijd is nabij.’ (Openbaring 1:1-3)

Hier wordt gesproken over een mens op aarde die de genade van God heeft ontvangen en daarom Johannes wordt genoemd, want de naam Johannes betekent: God is genadig. Door zijn  binding met de Christuskracht, die geconcentreerd wordt door de god-menselijke hiërarchie, de universele Broederschap, ziet hij innerlijk wat er spoedig moet gebeuren. Hij noteert zijn impressies, zodat zij die de woorden voorlezen of horen, zich op basis daarvan innerlijk kunnen verheffen tot de geestzielewereld en dan groot geluk ervaren. Uit de aanhef blijkt dat de woorden van deze profetie bedoeld zijn als een invocatie die een geheel nieuwe en grootse ontwikkeling mogelijk maakt.

Johannes ervaart het gewone aardse leven als benauwend. Daarom distantieert hij zich daarvan alsof hij een eilandbewoner is, zodat hij zich met volharding kan richten op de weg die Jezus uitdraagt. Door die houding van toegewijde overgave wordt hij geholpen door de Broederschap. Hij krijgt inzicht in het godsplan – het Woord – en wordt bewoner van het koninkrijk dat niet van deze wereld is. Hij schrijft: ‘Ik, Johannes, die ook uw broeder ben en deelgenoot in de verdrukking en in het Koninkrijk en in de volharding van Jezus Christus, was op het eiland genaamd Patmos, omwille van het Woord van God en het getuigenis van Jezus Christus.’ (Openbaring 1:9)

Mede op basis van de profetie kunnen mensen die daar innerlijk rijp voor zijn, de gnostieke weg gaan en tot de vervulling komen die in symbolische taal wordt beschreven in de hoofdstukken 21 en 22 van de Openbaring van Johannes. De auteur schouwt een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, omdat de eerste hemel en de eerste aarde voorbij zijn gegaan. Ook constateert hij dat de zee er niet meer is. Met dat laatste bedoelt hij dat hij geen invloeden vanuit de zo begoochelingsvolle spiegelsfeer meer ervaart.

Miljarden mensen zien reikhalzend uit naar de vervulling van de profetie van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, omdat zij de grote verdrukking ervaren. Tallozen hebben voorspeld wanneer die heerlijke toestand precies werkelijkheid zou worden. Steeds bleek dat zij ernaast zaten, omdat er geen wezenlijke veranderingen op aarde werden vastgesteld. Zij zagen niet in dat de profetie van Johannes niet primair betrekking heeft op vernieuwing op kosmisch of planetair niveau, maar op vernieuwing op microkosmisch niveau van een individu en ook op het niveau van een spiritueel strevende groep.

Als een groep mensen gezamenlijk de weg gaat die tot het ware Leven leidt, dan vormt zich een etherisch, astraal en mentaal krachtveld, waardoor de leden van de groep innerlijk met elkaar verbonden zijn en waaruit zij gaan leven. Zo’n groep spiritueel strevenden kunnen we zien als de eerste aarde en hun gemeenschappelijke krachtveld als de eerste hemel.

Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde 

Als dat krachtveld of groepslichaam als gevolg van volgehouden streven sterker wordt en een steeds hogere vibratie krijgt, kan het zich op een bepaald moment verbinden met de Broederschap, waardoor er een levende brug ontstaat tussen de groep op aarde en de Broederschap: een hemelladder waarlangs goddelijke krachten neerdalen en opstijgen. Dan is de eerste hemel voorbij gegaan en is er een nieuwe hemel, waardoor de groep op aarde vernieuwd wordt en waardoor er symbolisch dus sprake is van een nieuwe aarde. Dan is een nieuw Jeruzalem neergedaald uit de hemel, als een gouden, kristallijnen stad die straalt in grote pracht. De edelstenen en poorten die in Openbaring 21 worden genoemd, kunnen worden gerelateerd aan de twaalf stammen van Israël, de twaalf apostelen en andere symboolstelsels (zie afbeelding 9).

Het reine verbindende veld waarin de Geest uit de hoge neerdaalt, maakt het dus mogelijk dat leden van de groep innerlijk herschapen worden als zij leven vanuit dat beschermende veld, dat ook wel wordt aangeduid als levend lichaam of onzichtbare tempel. Het is een soort baarmoeder waarin de nog embryonale geestziel kan groeien. De klassieke rozenkruisers uit de zeventiende eeuw noemen dat veld het ‘domus sancti Spiritus’, het huis van de heilige Geest.

Mensen met een trillingsniveau dat niet voldoet aan een bepaald minimumniveau voor wat betreft zuiverheid, hebben geen toegang tot dat bijzondere veld. De klassieke rozenkruisers besluiten hun eerste manifest, de Fama Fraternitatis R.C. uit 1614 daarom met de volgende woorden:

‘Wie in ernst en van harte mét ons zal gaan, zal daarvan naar goed, lichaam en ziel de vruchten genieten. Maar wie valshartig is of slechts op geld gericht, zal ons in geen geval schade kunnen berokkenen, maar zich in het diepste ongeluk storten. Ook zal ons gebouw, ofschoon honderdduizenden mensen het van nabij hebben gezien, in eeuwigheid voor de goddeloze wereld onaantastbaar, onvernietigbaar, onzichtbaar en volkomen verborgen blijven. Onder de schaduw uwer vleugelen, o Jehova!’

De rozenkruisers die deze woorden formuleerden, waren Lutherse geleerden die deel uitmaakten van de zogeheten kring van Tübingen in Zuid-Duitsland. Maarten Luther (1483-1546) is één van de kerkhervormers die het rotsachtige veld met distels hebben omgevormd tot een vruchtbare en bewerkbare akker, waarin het zaad van het uiterlijke christendom kan uitgroeien tot de oogst van het innerlijke christendom van het Rozenkruis. Het Rozenkruis is als kiem al zichtbaar in de Lutherroos of het Lutherzegel, waarmee de grote hervormer uitdrukking gaf aan zijn theologie en waarmee hij zijn correspondentie autoriseerde. In een brief schrijft hij daarover:

‘Het eerste zal een kruis zijn – zwart – in een hart, dat zijn natuurlijke kleur heeft. Omdat men zo van het hart gelooft, dat het gerechtvaardigd wordt. Zo’n hart zal midden in een witte roos staan, teken, dat het geloof vreugde, troost en vrede geeft. Daarom zal de roos wit en niet rood zijn; de witte kleur is van de Geest en van alle engelen de kleur. Zo’n roos staat in een hemelsblauw veld, omdat zulke vreugde in Geest en geloof het begin is van de toekomstige hemelse vreugde. En om zo’n veld een gouden ring, omdat zo’n zaligheid in de hemel eeuwig is en geen einde kent en kostbaarder is, dan alle vreugde en goederen, zoals goud de edelste en kostbaarste erts is.’

De witte, rode en gouden roos

Het zegel van Luther weerspiegelt het vreugdevolle en hoopvolle begin van de mens die zijn paden recht gaat maken voor zijn Heer. Het verwijst naar het eerste mysterie van het ontwaken van de slapende geestvonk, dat de rozenkruisers aanduiden met ‘Uit God worden wij geboren’ en dat culmineert in het openbloeien van de witte roos: het tot stand komen van de verbinding tussen persoonlijkheid en de ziel op basis van de geestvonk in het hart.

Dit is symbolisch het feest van Sint Jan, de herdenking van de geboorte van Johannes de Doper die van oudsher wordt gevierd tijdens midzomer op 24 juni. In het Lutherzegel is de roos nog niet aan het kruis gehecht. Dat kan nog niet verwacht worden van een leerling die zich op weg begeeft naar het eerste mysterie.

De leerling van de ziel in het tweede mysterie dient te gaan leven vanuit de bede ‘Uw wil geschiede’ en zijn kruis op zich te nemen door de verticale dimensie centraal te stellen in zijn leven. De rozenkruisers formuleren dit als ‘In Christus sterven wij.’ De horizontale balk van de persoonlijkheid wordt in het tweede mysterie verbonden met de verticale balk van de geestziel en op het snijpunt van het kruis bloeit open: de rode roos.

Dit wordt gesymboliseerd door de geboorte van Jezus in de grot, die wordt herdacht met Kerst. De ego-gerichte bezieling in de open ruimte achter het voorhoofdsbeen verdwijnt en de leerling stort vrijwillig zijn etherische bloed om de hunkerenden naar de Geest voort te stuwen op het bevrijdende pad, zoals de mythische pelikaan haar jongen voedt met haar eigen hartenbloed.

Jezus zegt tot zijn discipelen: ‘Als iemand achter mij aan wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en mij volgen.’ (Mattheüs 16:24). In de mens die daarin volhardt, gaat op een gegeven moment de gouden wonderbloem in het hoofdheiligdom open. Er ontstaat een duurzame binding met de heilige Geest, waardoor het kruis van de natuur met een gouden glans wordt omstraald door het kruis van verlossing. Dit is het geheimenis van de gouden roos, het innerlijke Paasfeest van de opstanding, het derde mysterie dat de rozenkruisers verwoorden als: ‘Door de heilige geest herleven wij.’

Luther was één van vele pioniers op het gebied van religie, die voorbereidingen hebben getroffen voor het zichtbaar worden van de impuls van het Rozenkruis in de samenleving. De arts en filosoof Paracelsus (fakkeldrager van het Rozenkruis 1) vervulde een soortgelijke taak, maar dan vooral in het domein van de wetenschap. Op het terrein van de kunst kunnen we de Vlaamse kunstschilder Jan van Eyck (1390-1441) zien als een pionier die de rozenkruisersimpuls voorbereidde. Historisch is daar weinig over bekend maar voor de kenner spreken zijn schilderijen boekdelen.

De rode tulband die Jan van Eyck draagt op een vermoedelijk zelfportret van omstreeks 1433 lijkt op een rode roos. Dat zegt natuurlijk nog niet zoveel. Zijn wereldberoemde veelluik is overtuigender. Oorspronkelijk had dit formidabele meesterwerk in Gent de titel Het nieuwe Jeruzalem, maar onder invloed van de kerk is het later Het lam Gods genoemd, waarschijnlijk om de aandacht te vestigen op het dogma van het zoenoffer van Jezus, dat voor de ingewijde Jan van Eyck een heel andere betekenis had dan de kerk leerde.

Er wordt gezegd dat Hubert van Eyck, de in 1426 overleden oudere broer van Jan van Eyck, begonnen is met het altaarstuk, en dat zijn jongere broer Jan het in 1432 voltooide. De onderzoeker Antoon Vanherpe betoogt dat Jan van Eyck niet alleen kunstschilder was, maar een universeel mens in de noordelijke Renaissance, zoals de Italiaan Leonardo da Vinci (1452 – 1519) een uomo universale was in de zuidelijke Renaissance.

Het lam Gods 

Het zeer realistische en tegelijkertijd diep symbolische meesterwerk ‘Het lam Gods’ kan volgens Vanherpe nooit door één persoon zijn gemaakt, onder andere omdat er vanwege de strenge winters maar op weinig dagen in het jaar kon worden geschilderd, omdat alle bewerkingen heel veel tijd vroegen en Jan van Eyck veel op reis was. Hij stelt dat een groep Vlaamse miniaturisten dit werk, en andere schilderijen, hebben voltooid onder leiding van Jan van Eyck.

Over Jan van Eyck is bekend dat hij kamerheer was van hertog Filips de Goede en dat hij goed betaald kreeg om verre reizen te maken. Waarom precies is niet bekend. Er wordt wel verondersteld dat hij diplomaat was. De Italiaanse schilder, architect en kunsthistoricus Giorgio Vasari roemt Jan van Eyck in zijn geschriften om zijn schilderkunst, noemt hem alchemist en schrijft dat hij de uitvinder is van olieverf.

Het veelluik ‘Het lam Gods’ in de kathedraal van Gent, die gewijd was aan Johannes, werd alleen tijdens feestdagen geopend. Dan konden de kerkgangers een blik slaan in de kleurrijke mysteriën van geboorte, leven en dood, vergelijkbaar met de wijze waarop mysterieleerlingen in de lang geleden vernietigde tempel van Memphis in Egypte door aanschouwing en overdenking van 22 schilderingen konden komen tot innerlijke kennis. Daarbij ging het om afbeeldingen waarover wordt gezegd dat die later zijn opgenomen in wat wel de hermetische tarot wordt genoemd.

DOWNLOAD AFBEELDINGEN VAN HET LAM GODS (PDF, 15 A4)

Op de twaalf panelen van het gesloten polyptiek van de gebroeders Van Eyck kunnen we de toestand herkennen van de mens die nog niet innerlijk ontwaakt is. We zien drie niveaus: boven, midden en onder. Deze corresponderen met respectievelijk de geest, de ziel en de persoonlijkheid. Linksonder is de opdrachtgever van het veelluik weergegeven en rechtsonder zijn vrouw. Zij bevinden zich in een donkere ruimte en aanbidden gesneden beelden omdat ze nog niet anders kunnen: Johannes de Doper en Johannes de Evangelist.

De twee goedbedoelende mensen staan voor de opdracht om hun paden recht te maken voor hun Heer, want het licht schijnt weliswaar in de duisternis, maar de duisternis heeft het niet gegrepen. Zij staan nog sterk onder invloed van Ahriman en kunnen moed om verder te gaan ontlenen aan de woorden van de joodse profeten Zacharia (linksboven) en Micha (rechtsboven), van de heidense profetessen of sibillen en van de aartsengel Gabriël, die allemaal de geboorte van de innerlijke Christus aankondigen.

Als het veelluik wordt geopend, zien we een kleurrijk en stralend tafereel van twaalf panelen waarin de profetieën werkelijkheid zijn geworden: er is een nieuwe hemel, het bovenste gedeelte waarin veel goud blinkt, en een nieuwe aarde, het natuurlijke landschap op het onderste gedeelte. De naakte Adam en Eva uit het paradijs zijn door vele incarnaties op aarde en het gaan van de spirituele weg aan de hand van de Christuskracht – het bloed van het lam – bekleed met heerlijkheid en macht. Het bovenste gedeelte toont dus het begin en het einde van de reis van de microkosmos: de alfa en de omega, de eerste en de laatste letter van het Griekse alfabet.

DOWNLOAD AFBEELDINGEN VAN HET LAM GODS (PDF, 15 A4)

De vernieuwde drievoudige mens

Vanuit de hemel regeert de drievoudige mens, die is wedergeboren uit water en geest volgens de goddelijke wil, de goddelijke wijsheid en de goddelijke werkzaamheid. Op het veelluik worden ze voorgesteld als Jezus, Maria en Johannes de Doper. Zij staan voor de geest, de ziel en de vernieuwde persoonlijkheid, die vanuit de krachten van de hemel werken op aarde. In de oude Egyptische mysteriën worden ze aangeduid als Osiris, Isis en Horus. Ook kunnen we er de eerste vijf arcana van de hermetische tarot in ontdekken: de hogepriester en heerser (arcana 5 en 4), de heerseres en de hogepriesteres (arcana 3 en 2) en de magiër (arcanum 1).

De Jezus-figuur is hier niet afgebeeld als een lijdende mens hangend aan een kruis, zoals dat vanaf ongeveer de zesde eeuw gebruikelijk was en nog steeds is in de Rooms-katholieke kerk, maar als zogeheten pantocrator: heerser over hemel en aarde. De Latijnse tekst in de gouden sierboog bovenaan de troon is ontleend aan uitspraken van kerkvaders en de Nederlandse vertaling daarvan luidt:

‘Deze is de Almachtige in zijn goddelijke majesteit.
De Allerhoogste door zijn milde goedheid.
Schenker van vrijheid door zijn mateloze vrijgevigheid.’

Het rode gewaad verwijst naar het vuur van de geest. De pauselijke tiara op het hoofd duidt op een volledig ontwikkeld kruinchakra. De twee linten aan de tiara zijn groen en aan de uiteinden voorzien van drie groene kwasten. De kleur groen verwijst naar nieuw leven en de zes kwasten kunnen we zien als symbool voor de zes emanaties of scheppingsdagen. Op de groene linten zijn rozenkruisen aangebracht die zijn samengesteld uit parels, symbool voor overwonnen pijn en verdriet, en robijn, de bloedrode edelsteen die de hartwerkzaamheid en daardoor ook het leven versterkt. De krachtige stralingswerkzaamheid van de geestvonk komt tot uitdrukking in de mandala van parels en edelstenen bij het hartheiligdom.

Maria, symbool voor het vernieuwde bewustzijn, draagt een kroon waarop drie rode rozen en vier witte lelies bloeien. Dat wijst erop dat de ziel vernieuwd is door de zeven stralen van de Geest. Zij draagt een blauw gewaad dat duidt op bezonnenheid, en zij wordt hier voorgesteld als Sophia, de Griekse godin van de wijsheid, die ook voor gnostici rondom het begin van de jaartelling belangrijk was. De tekst in de sierboog van haar troon is ontleend aan de verzen 29 en 26 van het zevende hoofdstuk van het apocriefe oudtestamentische bijbelboek Wijsheid van Salomo en luidt:

‘Zij is nog mooier dan de zon en voortreffelijker dan alle sterren aan de hemel.
Zij is meer dan het daglicht.
Zij weerkaatst het eeuwige licht en is de heldere spiegel van God.’

Johannes de Doper, hier symbool voor de vernieuwde persoonlijkheid, is geen roepende meer in de woestijn. Hij draagt nog wel zijn kamelenharen mantel, symbool voor het stoffelijke lichaam, maar hij is bekleed met de mantel van de liefde, het nieuwe lichtkleed, dat groen wordt weergegeven vanwege de vitaliteit, de hoop en het geopende hartchakra, die allemaal worden geassocieerd met de kleur groen. De uitspraken in de sierboog van zijn troon zijn ontleend aan kerkvaders en luiden:

‘Deze is Johannes de Doper, groter dan de mens, als de engelen,
samenvatting van de wet, zaad van het evangelie, stem van de apostelen,
stilzwijgen van de profeten, lamp van de wereld, getuige van de Heer.’

Het is veelzeggend dat de gebroeders van Eyck de plaats van handeling op het onderste gedeelte van het veelluik niet plaatsen in één van de vele kerken, waarvan de prestigieuze torens zich aftekenen aan de horizon, maar in een gedetailleerd weergegeven groen landschap. De nieuwe aarde komt volgens hen dus buiten de gevestigde kerken tot ontwikkeling. Verder is bijzonder dat het levende water uit de bron op de voorgrond niet stroomt naar de kerken, maar naar degenen die de imaginaties van de makers op zich laten inwerken.

De vier kleinere panelen aan de onderkant staan van links naar rechts bekend als de rechtvaardige rechters, de ridders van Christus, de heremieten en de pelgrims. Zij corresponderen met respectievelijk de zintuiglijke wereld, de astrale wereld, de mentale wereld en de geestelijke wereld. In de tarot worden deze werelden aangeduid met achtereenvolgens munten, zwaarden, bekers en staven.

De mens op de weg van regeneratie, van herschepping, wordt geleidelijk werkzaam in al die vier werelden. Het is echter ook mogelijk om in die gebieden een weg van degeneratie te gaan. Dan is van toepassing de bijbeltekst: ‘Maar buiten bevinden zich de honden, de tovenaars, de ontuchtplegers, de moordenaars, de afgodendienaars en ieder die de leugen liefheeft en doet’ (Openbaring 22:15).

Op het degeneratieve pad zijn de rechtvaardige rechters de afgodendienaars, de ridders van Christus de moordenaars, de heremieten de ontuchtplegers en de pelgrims de tovenaars die zich laten leiden door valse christussen en valse profeten die grote wonderen doen. (Mattheüs 24:24).

Een schare die niemand tellen kan 

Gelukkig is er een grote menigte, een schare die niemand tellen kan uit alle naties, stammen en volken en talen uit de vier hoeken van de aarde die staan vóór de troon en vóór het lam. Die mensen luisteren naar de gezangen en de muziek van de engelen. Tezamen vormen zij de nieuwe aarde van het lichaam van Christus waarin vier ambten worden onderscheiden (Efeziërs 4:11): apostelen (rechts voor), profeten (links voor), evangelisten (links achter) en herders en leraren (rechts achter). Over hen schrijft Johannes:

‘Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun gewaden gewassen en ze hebben hun gewaden wit gemaakt in het bloed van het lam. Daarom zijn zij vóór de troon van God, en dienen hem dag en nacht in zijn tempel. En hij die op de troon zit, zal zijn tent over hen uitspreiden. Zij zullen geen honger of dorst meer hebben, en geen zonnesteek of enige hitte zal hen treffen. Want het lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en zal hen geleiden naar de levende waterbronnen. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen.’ (Openbaring 7:14-17)

Wij hopen dat de teksten over de mysteriën van geboorte, leven en dood er aan hebben bijgedragen dat je je adeldom en heerlijkheid beseft en dat jouw naam wordt geschreven in het boek des levens. We danken je hartelijk voor je aandacht en betrokkenheid, en besluiten met een tekst die Christiaan Rozenkruis leest op een plaat bij een bron in een tuin op de vierde dag van De Alchemische Bruiloft.

‘Hermes is de oerbron.
Nadat zovele beschadigingen aan het menselijk
geslacht zijn toegebracht, vloei ik,
naar goddelijk raadsbesluit
als genezing-brengende artsenij hier uit.
Wie kan, drinke uit mij.
Wie wil reinige zich in mij.
Wie durft storte zich in mijn diepten.
Drink, broeders en zusters en leef.’

BESTEL MYSTERIËN  EN UITDAGINGEN VAN GEBOORTE, LEVEN EN DOOD

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN VAN DE LEERGANG ‘EEUWIGE WIJSHEID NU!