Erik Satie: zonderlinge en bewonderde componist met affiniteit voor de rozenkruisers

De bekende Franse componist Erik Satie (1866-1925) was een aantal jaren vriend en volgeling van Josephin Aimé Péladan (1858-1918). Péladan was bestuurslid van de Ordre Kabbalistique de la Rose-Croix die in 1888 was gesticht door Stanislas de Guaïta (1861-1897). In 1890 begon Péladan, een extravagante en overdreven autoritaire persoon, een eigen beweging met de naam ‘Rose Croix Esthethique’, die hij later omdoopte tot ‘Ordre de la Rose Croix du Temple et du Graal’. Hij had evenwel een gunstige invloed op de kunsten en in het bijzonder op de esthetiek.

In de galerie Durand-Ruel organiseerde Péladan de Salon de la Rose-Croix, gehouden in het paleis van de Champ-de-Mars van 28 maart tot 30 april 1893, ‘onder het taukruis, het Griekse en het Latijnse kruis, ten overstaan van de Graal, de Welgezetene en de kruisbloemige Roos, in rooms-katholieke eensgezindheid met Jozef van Arimathea, Hugo de Payens en Dante’, vinden we geen bekende namen, behalve die van Eugène Delacroix. Er werden bijna 23.000 bezoekers geteld, een voor die tijd ongeëvenaard aantal voor een kunstmanifestatie. Verschillende Salons van dit soort volgden elkaar op tussen 1892 en 1897.

Erik Satie, een componist met een uiterst geraffineerde smaak, behoorde tot de rozenkruisersbeweging van Péladan. In ‘Les mémoires d’un amnésique’ schreef hij: ‘Ik ben heel jong geboren in een heel oude tijd.’ Op aandringen van Péladan, componeerde Satie in 1888 drie ‘Sonneries de la Rose + Croix’ (waarin hij de gulden snede verwerkte), zette ‘La Wagneerie chaldéenne’ van Péladan op muziek, en liet in 1894 de prelude van ‘La porte héroïque du ciel’ uitgeven, een soort ouverture voor het stuk van Jules Bois.

Maar Satie nam op den duur aanstoot aan de buitensporigheden van Péladan, en trok zich terug uit de orde. De componist, die toen 43 jaar was, besloot om zijn onvoltooide muzieklessen weer op te vatten aan de Scola cantorum, bleef echter doordringen van de geest van inwijding. Volgens Roger Cotte, professor en doctor in de musicologie, werd ‘La messe des pauvres’ hem ingegeven door het rozenkruisers-geloof, en ‘Socrate’, zijn meesterwerk door hoop. Bewonderd door Debussy en Ravel, beschouwd als een van de beste componisten van zijn tijd, stierf Satie in 1925.

Bron: ‘De Rozenkruisers – historie, traditie en rituelen’ door Jean-Pierre Bayard

Een allerzonderlijkste figuur is Erik Satie. Men kan hem met evenveel recht een voorloper van Debussy noemen als de brug van het impressionisme naar meer moderne stromingen en naar Strasvinski. de muziek zat Satie letterlijk in het bloed. Zijn moeder was pianiste en componiste, zijn vader een Parijse muziekuitgever. Toch was hij zelf niet veel meer dan een muzikale mislukkeling, toen hij, een arm gemeente-ambtenaar en de veertig naderende, Claude Debussy leerde kennen.

Wonderlijk genoeg was de invloed van Satie op Debussy groter dan die van Debussy op Satie. De wilde, maar oorspronkelijke denkbeelden van Satie en zijn sprankelende humoristische geest werkten nog sterker in op Ravel. Hij was een muzikale revolutionair, die afrekende met het oude, zonder zelf aan het nieuwe werkelijk een vorm van blijvende waarde te kunnen geven. Sommige van zijn pianostukken dragen zotte titels als ‘Stukken in de vorm van een peer’, ‘Koude stukken’, ‘Slappe voorspelen (voor een hond)’. Misschien werd hij bekender door de componisten met wie hij zich wist te omringen dan door zijn eigen werk. Maar in 1917 had hij allengs zulk een reputatie gekregen, dat zijn ballet ‘Parade’ een ware sensatie werd.

Bron: ‘Wereldgeschiedenis der muziek’ door Kurt Pahlen