Mysteriën van de kabbala

De kabbalah is noch een boek, noch een systeem, hoewel er een zekere systematiek aan ten grondslag ligt. De kabbalah is evenmin een dogmatische leer en veel meer dan een ‘esoterische traditie’. De naam kabbalah is ontleend aan het Hebreeuwse woord kibel dat ‘ontvangen’ betekent. Een volledige benaming is schalschelet ha-kabbala, ‘de kern van overlevering’. Kabbalah wordt ook vertaald met ‘overlevering’ of ‘traditie’. Deze keten van overlevering is aan de ene kant verbonden met het goddelijke en aan de andere kant met de aardse wereld. De schakels van de keten zijn mensen die in zichzelf de verbinding hebben gelegd met het goddelijke, die ‘leven in de geest’. Zij zijn geworden tot treden van de ladder die reikt tot van de aarde tot de hemel. Zij zijn gidsen voor mensen die dezelfde weg willen gaan. Zonder die schakels is het onmogelijk voor de aardse mens tot het hoge doel te komen. Zonder hen zou er geen weg zijn door de duistere regionen die liggen tussen de aarde en de wereld van de Geest. 

Kabbalah is de wijsheid die ons tegemoet is gekomen vanuit voorhistorische tijden en die van mond tot mond doorgegeven werd door het Hebreeuwse volk. Pas in een later stadium is men gaan opschrijven wat voordien mondeling onderwezen werd. Kennis van het Hebreeuws is niet strikt noodzakelijk om de kabbalah te doorgronden; zonder die kennis kunnen wij al een heel eind komen. 

Veel onderzoekers hebben pogingen ondernomen om het land van herkomst van de kabbalah op te sporen. De meningen hierover lopen zeer ver uiteen. Adolphe Frank schreef in zijn in 1843 verschenen boek ‘La Kabbale ou la philosophie religieuse Hébreux’ dat de kabbalah zijn oorsprong heeft in het oude Iran. De Amerikaan Isaac Myer beweert in zijn in 1888 uitgegeven boek ‘Quabbalah’ dat deze wijsheid haar wortels heeft in Centraal Azië en later door de Hebreeën ontwikkeld is. Gershom Scholem belast zich in onze tijd met het historisch onderzoek naar de kabbalah en toont in zijn boeken aan dat de leringen in de kabbalah terug gevoerd kunnen worden tot gnostieke tradities in het Oosten. 

Dan zijn er schrijvers die menen dat Jezus van Nazareth zuivere kabbalah onderwees en dat hij daarmee een traditie voortzette die eeuwen later weer opdook aan het begin van het georganiseerde christendom. Vroege christelijke kerkvaders, onder wie Origenes en godsdienstfilosofen zoals Thomas van Aquino, maar ook mystici zoals Jacob Boehme, blijken op de hoogte te zijn geweest van de kabbalah. Naarmate christenen zich gingen bezighouden met de kabbalah en deze ‘verchristelijkten’, vooral in de negentiende eeuw, ontstond, als onderscheid met de joodse kabbalah die alleen uit Hebreeuws bronnen put, de zogenaamde christelijke kabbalah. 

Sinds Scholems onderzoek kunnen wij daar nog een gnostieke kabbalah aan toevoegen. Maar de reeks is nog niet voltooid. De mysterieuze twintigste eeuwse alchemist Fulcanelli voegt er nog een hermetische kabbalah aan toe zoals te lezen is in zijn in 1965 verschenen boek ‘Les demeures philosophales’. Fulcanelli maakt streng onderscheid tussen de hermetische cabala en de Hebreeuwse kabbalah. Volgens hem is er niets gemeenschappelijks tussen de twee termen, behalve dan hun identieke uitspraak. Vrij vertaald luidt Fulcanelli’s betoog: ‘De Hebreeuwse kabbalah houdt zich alleen bezig met de Bijbel’. De hermetische cabala houdt zich bezig met esoterische boeken, teksten en documenten uit de oudheid, de middeleeuwen en de moderne tijd. 

De Hebreeuwse kabbalah is niet een oude wijsheid die tot ons is gekomen uit oude tijden, maar is ontstaan in de eerste eeuw van onze jaartelling. De hermetische cabala werd al gebruikt ver voor die tijd, door de Pythagoreërs en de leerlingen van Thales van Milete, of zoals Fulcanelli letterlijk schrijft: ‘in één woord: door alle Griekse filosofen en geleerden zoals de papyrus van Leyden getuigt. De sleutel voor het ontraadselen van de hermetische cabala is de taal. Die taal is de moedertaal van Pelasgen die terug te vinden is in het oude Grieks, maar ook in westerse talen zoals het Frans, waarvan de Pelasgische oorsprong ontegenzeggelijk blijkt. In tegenstelling tot de joodse kabbalah, die ontstaan is om te  onthullen wat de heilige tekst duidelijk weergeeft, is de hermetische cabala een kostbare sleutel die deuren opent van heiligdommen, van gesloten boeken van de traditione wetenschap.

De cabala, gekend door Jezus en zijn apostelen, werd gebruikt in de middeleeuwen door filosofen geleerden en diplomaten. Ridders, troubadours, minstrelen en pelgrims van de beroemde school van magie van Salamanca discussieerden met elkaar over de taal van de goden, onze hermetische cabala. Zij draagt de naam van de chevalerie, het ridderschap. Het Latijnse caballus en het Griekse kaballès betekenen allebei ‘cheval de somme’, lastpaard. Wel, onze cabala draagt werkelijk het gewicht werkelijk het gewicht of de last van antieke kennis en de middeleeuwse chevalerie of cavalerie draagt de zware bagage van esoterische waarheid door de eeuwen heen. 

Het was de geheime taal van de cavaleristen, ridders te paard. Om tot het ware weten te komen moet men figuurlijk te paard (cavala) stijgen, een spiritueel voertuig wiens beeld Pegasus is, het gevleugelde paard van de Helleense dichters. Hij bood de uitverkorenen toegang tot onbekende regionen; hij gaf hun de mogelijkheid alles te begrijpen wat buiten tijd en ruimte is, de ether en het licht… Pegasus: in het Grieks Pegasos, dat ontleend is aan pègè, de bron omdat dit paard met zijn hoef de bron Hippocrene sloeg. Daarom is de cabala de oorzaak, de bron van weten en daarom heeft het dier deze naam gekregen die karakteristiek is voor de last die het draagt. De cabala kennen is is de taal van Pegasus spreken, de taal van het paard, waarop ook Jonathan Swift duidt in zijn ‘Gullivers reizen’. Het is de mysterieuze taal van filosofen en de leerlingen van Hermes …’. Tot zover Fulcanelli.

Het bovenstaande is een duidelijk voorbeeld van een manier van interpretatie, waarbij de Hebreeuwse kabbalah geheel vervangen wordt door een die haar wortels heeft in het oude Hellas. Zo zijn er nog anderen die een claim doen gelden; met de kabbalah kun je alle kanten op. Overigens, wat de ‘bron’ betreft. In het boek ‘Adam and the Kabbalistic Tree’ van Z’ev ben Shimon Halevi staat dat de eerste drie emanaties van de Onbekende god – een belangrijk thema van de Hebreeuwse! kabbala – het woord GAB vormen, dat … bron betekent. 

Een treffende bijzonderheid is dat in die tijd van troubadours en ridders in het zuiden van Frankrijk, de dertiende eeuw, de kabbala voor het eerst haar vorm ging aannemen in geschriften waaruit de latere zich ontwikkeld heeft. Het was een tijd waarin nieuwe impulsen de mensheid voortstuwden naar een hogere trede op de ladder van de beschaving van het Westen. 

Al met al kan de kabbalah prat gaan op een universele afkomst. Niemand weet haar land van herkomst met zekerheid en niemand kan met nauwkeurigheid zeggen hoe de kabbalah is ontstaan. Men zegt dat Adam, de eerste mens, de geheime mondelinge leer doorgaf aan Seth. In de Zohar staat: ‘Toen Adam in de hof van Eeden was, zond God hem een boek via Raziel, de engel die belast is met de heilige mysteriën. Adam hoeld het boek bij zich tot hij de Hof verliet. Toen hij daar nog was, bestudeerde hij het vlijtig en maakte gebruik van dit geschenk van zijn meester; Adam ontdekte de verheven mysteriën die zelfs niet bekend waren aan de hemelse dienaren. Maar hij zondigde tegen het gebod van zijn Meester en het boek vloog van hem weg. Adam sloeg op zijn borst en huilde en liep de rivier Gihon in tot zijn nek zodat zijn lichaam gerimpeld werd en afgetobd. God gaf daarop een teken aan Raphael het boek terug te geven dat Adam toen voor de rest van zijn leven bestudeerde. Adam liet het na aan zijn soon Seth die het op zijn beurt aan het nageslacht doorgaf, totdat het kwam tot abraham die eruit leerde hoe de glorie van zijn meester te onderscheiden. Ook Enoch bezat een boek waaruit hij die kon onderscheiden’.

Abraham zou dan de kennis gebracht hebben naar Egypte, waarna Mozes die in dit land werd geboren, van Egyptische ‘magiërs’ onderricht kreeg. Een ander verhaal is dat Mozes tijdens de openbaring op de Sinaï de geheime leer meegedeeld kreeg waarna in de eerste vier boeken van de Pentateuch de beginselen vastgelegd werden. Mozes zou ook de zeventig ouderlingen ingewijd hebben in de leer die mondeling werd overgeleverd. Salomo en David waren op de hoogte van de geheimen, vooral het Hooglied wordt beschouwd als een zeer geheime tekst waarin elk woord een toespeling is op een dieper onderliggende waarheid. 

De kabbalah is een rijke bron waaruit ieder naar believen kan putten. Dat is ook haar bedoeling. De bron bevat kennis, die een reflectie is van de werkelijkheid. De kennis hult zich in gedaanten die wegen vinden op aarde om de aardse mens zijn gang mogelijk te maken. Wie de weg betreedt wordt geleid naar die bron. Kennis van de werkelijkheid is niet te passen in een dogmatische leer of een afgerond systeem. de werkelijkheid is levend, steeds veranderend volgens haar eigen wetten. Daarom zoekt de mens ook naar de wetmatigheden van zijn aards bestaan. 

De kabbalist probeert door te dringen tot de werkelijkheid, waarvan het leven op aarde een afspiegeling is. Hij probeert de eenheid die de grondslag van alle leven is in zichzelf te beleven. Het leven op aarde is een leven in de veelheid. de kabbalist herkent op aarde de veelheid, maar beseft tevens de eenheid. De aarde is de wereld van dualiteit. De mens dreigt daar het slachtoffer van te worden, omdat hij innwerlijk niet machtig genoeg is om de dualiteit te beheersen. In onze tijd zien wij een ver doorgevoerde polarisatie, een kenmerk bij uitstek van onmacht van de mens zijn wereld te beheersen. Wij worden gedwongen te kiezen tussen het een of het ander, tussen dit stelsel of dat andere. Wij moeten partij kiezen. Maar niet kiezen is ook kiezen, niemand kan ons dwingen te kiezen.

De kabbalah is een mysterie, maar is niet geheimzinnig. de mensen hebben er een geheimzinnig waas omheen gehangen, omdat zij niet in staat waren te begrijpen. Om dat te doen zijn speciale zintuigen nodig, die van de ziel. Wie het werkelijk mysterie niet weet te lokaliseren, tast in den blinde. Als kostbare buit trok de kabbalah allerlei duistere lieden aan die meenden door occulte en decadente magie-achtige praktijken het geheim te kunnen ontfutselen. Zij gaven zich over aan bijgelovige pseudo-getallenleer. Daarmee kwam de kabbalah ten onrechte in een kwade reuk te staan. Helaas. Maar dat is het lot van alle zuivere openbaringen: ze worden door de mens die het niet kan vatten vervormd tot leerstelsels die nauwelijks nog een glimp van de eens zuivere openbaring bevatten. Onwaarachtige stelsels vinden gemakkelijker hun weg tot de mens dan de waarachtige werkelijkheid. Ogen die niet gewend zijn aan licht kunenn niet veel licht verdragen. Ze zijn te zwak.

De wereld van de werkelijkheid heeft haar oorsprong in de Geest. In de mens is een individuele geest, die is als een vonk uit de geest. Uit die geestvonk vormt zich de levende God die in de mens geboren wordt. Daarvoor is nodig een ervaringsweten van de ziel. Dat is een vermogen van de ziel dat met de hulp van haar zintuigen tot kennis komt van de werkelijkheid. En wij dienen nog verder te gaan dan tot kennis te komen van de werkelijkheid. Leven in de werkelijkheid, of leven uit de Waarheid is het doel van alle Leven. Als wij die zintuigen niet onderkennen, dan wil dat nog niet zeggen dat zij er niet zijn. Als wij ze nooit gebruiken, scherpen wij ze ook niet. maar stompen ze integendeel nog meer af, om daarna in het geheel af te sterven. Net zoals ledematen die nooit gebruikt worden tenslotte afsterven. Afgestompte zintuigen kunnen niet onderscheiden. Niet gebruikte zintuigen van de ziel kunnen de subtiele wereld van de werkelijkheid nimmer onderscheiden.    

De kabbalist is ontvasnkelijk voor datgene wat zich wil meedelen. Bovendien beschikt hij over een geconcentreerde aandacht die zich richt op zijn innerlijk. Kabbalah betekent letterlijk ontvangen of aanvaarden. Alleen een zuiver innerlijk, of ziel, kan de werkelijkheid weerspiegelen. Een deinende hoog-golvende zee is veel te ruw van oppervlak om de werkelijkheid te weerspiegelen. De ziel wordt vergeleken met een zee. Pas als het oppervlak glad is, ziet men de weerspiegeling. Een geconcentreerde aandacht is een grote hulp het oppervlak glad te krijgen. Zo’n aandacht brengt de verstorende invloeden tot bedaren. 

Niets wordt ons geopenbaard als wij niet bereid zijn te aanvaarden dat er een andere wereld is, onzichtbaar voor ons oog, die op ons inwerkt. Die onzichtbare wereld noemen wij de hemel. De mens vormt de verbindende schakel tussen twee werelden, de hemel en de aarde. De mens is een medium. Wanneer de mens zich daarvan bewust is, kan hij innerlijk contact leggen met die onzichtbare wereld. Dan worden hemel en aarde weer een eenheid. De ware kabbalist is de mens die deze verbinding tot stand brengt. Hij is een mens die leeft in ‘Diesseits und Jenseits’, in het daar en hier. Hij beseft dat hij leeft met een constante tegenwoordigheid van geest. Dat is leven in eenheid.   

De kabbalah is niet een dood informatieboek. Wij hoeven geen mechanische leermachines te worden en alle boekwerken die dit onderwerp behandelen lezen. Kabbalah is wijsheid die ieder zich eigen kan maken. Kabbalah is een levenshouding. Ze komt alleen tot leven als ze toegepast wordt in de eigen tijd. Ze komt nooit tot leven als ze alleen gelezen wordt in oude of moderne boeken. Levende mensen zijn er nodig om de kabbalah niet te doen uitsterven. 

De mondelinge kabbalah dient altijd de geschreven kabbalah te begeleiden. Elke neergeschreven gedachte is nooit zo volmaakt als de gedachte zelf. Willen de gedachten van de kabbalah tot leven komen, dan is het nodig dat mensen de gedachten voorleven, levend maken, anders blijven ze hangen in abstracte, theoretische kennis, die dood is. Theoretische abstracte kennis vergaren is een leuk spelletje voor de hersenen. Dat heeft niets te maken met kabbalah. Ingewikkelde boeken over de kabbalah zijn er genoeg. Ingewikkeldheid is niet hetzelfde als diep inzicht in de materie. Veel informatie is nog geen garantie voor inzicht in het wezen van de kabbalah. Ze is geen ingewikkeld systeem dat wij uit ons hoofd leren. De mens dient zelf te ‘ont’-wikkelen, eenvoudig te maken, om haar te doorgronden. Er bestaat nog een ander weten dan dat van ons verstand alleen. Bij dat weten is de hele mens betrokken, vooral zijn hart. Wij kunnen ook leren denken met ons hart. Dat is ook de plaats waar wij denkbeeldig onze ziel lokaliseren. 

Wanneer wij ons gevoel inschakelen kunnen wij de verbinding leggen met die onzichtbare wereld. Dat is de ware religie. Het woord religie stamt af van het latijnse religare dat verbinden betekent. Hoge en lage vertegenwoordigers van georganiseerde religies lieten zich steeds verleiden tot intellectueel gekrakeel. Daarin was geen plaats meer voor een levende God die het benauwd krijgt in dogmatische patronen en starre vormen. Hij ontsnapt dan. De werkelijkheid is niet als afgeronde systemen vast te leggen. Flexibel als ze is, duikt ze steeds weer op temidden van de mensen die haar kunnen waarnemen. Ze verbergt zich steeds weer als dat nodig is om zich te beschermen tegen schending door menselijk onbegrip en tirannie. Naast georganiseerde instellingen die religie aan de man brengen, is daar altijd een geheime leer, verborgen, alleen bestemd voor waarheidslievende mensen.  

Bron: Kabbala – de complete gids van Alexandra Gabrielli

Eén gedachte op “Mysteriën van de kabbala

Reacties zijn gesloten.