Onder “inwijding” verstaan wij de trapsgewijze opneming in de hiërarchie en de sacramentele verzegeling van krachten en vermogens van de oorspronkelijke mens in de wedergeboren nieuwe mens.
Deze krachten en vermogens, deze nieuwe staat-van-zijn, worden door de hiërarchie als mysteriën bewaard en beschermd. Wij willen ze onderscheiden in zeven aanzichten:
1. een volstrekte, hogere kennis, een absolute wijsheid. Niet te verstaan als het intellectueel bestuderen en omvatten van een bepaalde filosofie, doch als het innerlijk toegang hebben tot de universele leer, het innerlijk kennen en doorschouwen van het lichtende plan van God;
2. op de basis van deze hogere, innerlijke rede, éénwording met goddelijke kracht, een innerlijke bewuste gemeenschap met de hiërarchie;
3. het openbloeien van het ware wilswezen van de mens; hetgeen wil zeggen: een volkomen afstemmen van de menselijke wil op de goddelijke wil; niets anders willen dan wat God wil dat wij willen. Dit betekent dus niet het disciplinair onderdrukken van de eigen wil, doch het harmoniseren van de wil, op basis van de verlichte rede en van innerlijke Godsgemeenschap;
4. de loutering en dynamisering van deze drie ontwikkelingen voltrekken door zich te verbinden aan een werkveld; door het nieuw verworvene in dienst te stellen van een taak, een opdracht, ten behoeve van het grote werk;
5. als voltrekking van het wedergeboorteproces structureel veranderen naar geest, ziel en lichaam;
6. op geheel andere wijze, in dienst van het grote bevrijdingswerk, in gemeenschap treden met de mensheid;
7. als volstrekt deel van Christus, als deelhebber aan het corpus Christi (de hiërarchie), de vrijheid ingaan als priester-koning.
De eerste drie aanzichten kunnen wij zien als de wondervolle geboorte van de nieuwe mens. Het vierde aanzicht als de levensoffering en de kruisgang van de nieuwe mens. Het vijfde aanzicht als de opstanding van de nieuwe mens. Het zesde aanzicht als de hemelvaart. Het zevende aanzicht als de uitstorting van de Heilige Geest in de nieuwe mens.
Alles wat tot deze ontwikkeling behoort en alle gevolgen daarvan, kunnen niemand worden onthouden. De weg tot het bereiken staat voor iedereen open, mits hij aan de voorwaarde zal willen voldoen. Zoals wij evenwel reeds opmerkten worden alle mysteriën beschermd. Zij moeten ons daarom worden gereikt: zij moeten sacramenteel met ons worden verbonden door de hiërarchie en door één van haar afgezanten. Deze procedure kan niet worden gepasseerd.
De bescherming van de mysteriën is noodzakelijk om onheil te voorkomen. In handen van onbevoegden en kwaadwillenden zouden bepaalde vermogens en krachten, die alleen in nieuwe mensen veilig tot ontwikkeling kunnen komen, een vreselijk onheil kunnen veroorzaken.
Aan een ieder die waarlijk van goede wil is, wordt evenwel de volledige vrijheid tot het betreden van het pad van de mysteriën gewaarborgd, in de geldigheid van déze wet: “Is de leerling klaar, dan is de Meester daar”. Deze uitspraak is een magnetisch axioma, dat elke willekeur volstrekt uitsluit, evenzeer als bedrog. Niemand kan dus worden tegengehouden.
Het ligt voor de hand dat er verschillende graden of treden van inwijding zijn. Inwijding is als een trapsgewijze opklimming, als een bergbestijging; het opklimmen van een trap met vele treden, een bestijging met vele gidsen en wetenschappelijk georganiseerde hulp. De ik-waan heeft terzake van deze geleide innerlijke ontwikkeling vele wanbegrippen doen postvatten. Door het zogenaamd “in de vrijheid willen staan” zijn heel wat veelbelovende bindingen, tot schade van de kandidaten, verbroken.
Vele mensen staan vreemd tegenover het denkbeeld van inwijding. Toch is de realiteit en de waarheid daarvan in alle wereldgodsdiensten verankerd, ook zeer krachtig in het christendom.
Het is uitsluitend de innerlijke kwaliteit van de kandidaat, toebereid op basis van herinnering en fundamentele verandering, die steeds bepalend en doorslaggevend is.
Er komt een tijdstip waarop de magnetische vibratie, die van de door herinnering gedreven zoeker uitgaat, een bepaalde kwaliteit bereikt, zodat er elementen in aanwezig zijn van iets werkelijk on-aards. Zodra dat het geval is, wordt het gedachtenbeeld opgevangen door de hiërarchie, en wordt er ter aanvulling van de wetmatige reflectie ook persóónlijk gereageerd.
Deze persoonlijke reactie, deze persoonlijke hulp, komt niettemin altijd in on-persoonlijke vorm, dat wil zeggen dat de betrokkene op tal van wijzen, meestal zonder zich de leiding daarbij bewust te zijn, in contact gebracht wordt met één van de uitgezondenen, die namens de hiërarchie in de stofsfeer werkzaam zijn.
Zulk een gezondene is een door de hiërarchie gezegende, die het vermogen heeft ontvangen te “zegenen en te verzegelen”; dat wil zeggen door zijn directe binding met de betrokken kandidaat een indirecte binding tussen deze en de hiërarchie tot stand te brengen.
Als een mens onder de stralingskracht van de hiërarchie staat, van de geestelijke zon, en door een straal van het universele licht wordt geraakt, dan wordt deze kracht in hem getransmuteerd en aldus opnieuw uitgestraald.
Dat is de schaduw die er van zo iemand uitgaat en die dus een zeker krachtsvermogen heeft.
Behoort deze schaduw tot iemand die bewust in de hiërarchie is opgenomen en in haar dienst uitgaat, dan heeft hij “een schaduw aan zijn rechterhand”, dat wil zeggen dat hij de in hem getransmuteerde kracht als geestelijke goodwill kan en mag gebruiken in dienst van het licht.
Bron: Elementaire wijsbegeerte van Jan van Rijckenborgh
Zoals de engelen en profeten en zij die wijsheid ( heling) overdragen ten dienste van de medemens.