Wandelen in verwondering: leerzame columns van Hans Moolenburgh, voormalig natuurgeneeskundig arts

BESTEL WANDELEN IN VERWONDERING

De natuur was voor Hans Moolenburgh sr. (1925-2018) een bron van inspiratie, wijsheid en verwondering. In ‘Wandelen in verwondering’ schrijft hij over zijn wandelingen en overpeinzingen – deelt hij de kennis die hij in zijn lange leven en bijna zestig jaar praktijk als arts heeft opgedaan. Moolenburgh neemt je als lezer mee in zijn bespiegelingen. Ieder stuk biedt inzichten, vergezichten, handreikingen voor een gezonder leven – lichamelijk én geestelijk. Hieronder volgen de eerste twee van de 41 columns die allemaal gepubliceerd zijn in het tijdschrift Vruchtbare Aarde. 

1. KLEINE LICHTBOLLETJES

Op 12 juni liep ik ’s morgens door de Waterleidingduinen nabij Zandvoort toen ik opeens langs de kant van de weg een oude vriend van me zag staan. Ja hoor, het was hem, stralend in de zon, die net even door een scheur in de wolken keek, en ik begroette hem hartelijk, want het was alweer een jaar geleden dat we elkaar daar ontmoet hadden. Zoals zovele belangrijke personages draagt hij verschillende namen. De een kent hem als Coenraet, de ander als Godewaar of Peerkum, maar meestal noemen we hem sint-janskruid. Bij officiële gelegenheden heet hij Hypericum perforatum, want iemand met zo’n roemrucht verleden behoort ook een Latijnse naam te hebben, net zoals we de grote botanicus Carl von Linné uit de 18e eeuw kennen als Linnaeus.

Ik heb alle reden deze vriend dankbaar te zijn. In 1961 brachten we een vakantie door in Vira: we hadden een huisje op een berghelling, uitkijkend over het Lago Maggiore. Het weer was warm, en mijn vrouw, ik en onze vier kinderen onder de tien liepen de hele dag rond in zwemkleding. Toen, ’s middags, terwijl we bezweet waren van de hitte, en in de schaduw lagen te puffen, draaide ineens het weer om en viel een ijskoude bergwind op ons neer. Terstond schoot zowel bij mijn vrouw als bij mij de spit erin. Daar stonden we dan, kromgebogen als treurwilgen, met de zorg voor al dat kleine grut. Met moeite strompelde ik naar een plek die vlak bij ons huisje lag in de grote tuin, waar ik mijn hoop op gevestigd had, en… ja hoor! Daar stond hij, sint-janskruid, in volle bloei. Ik nam enkele plantjes mee en eerst wreef ik mijn vrouw ermee in, en toen zij mij. Een diepe, ontspannende warmte trok in onze ruggen, en binnen een uur waren we weer recht van lijf en leden.

Het geheim van deze plant is niet direct aan hem af te lezen, maar als je zijn blaadjes tegen het licht houdt, dan zie je dat het gehele blad bespikkeld is met speldenpunt-kleine lichtbolletjes. Het is net alsof iemand olie gespetterd heeft op een stuk papier. Dat zijn de oliekliertjes, en daar ligt de reden van zijn naam: perforatum. Je zou bij het uitpersen een witte olie verwachten, maar verrassend genoeg gaat het om een mooi, warm donkerrood. Wat heb ik die olie in de praktijk veel voorgeschreven bij kneuzingen, verbrandingen en pijnlijke spieren. Nooit stelde ze me teleur. Alleen al de aangename, kruidige geur maakte een begin met het oplossen van pijn en kramp.

Sint-janskruid heeft echter nog een belangrijke eigenschap: drink je de plant als kruidenthee, dan werkt ze kalmerend en doet ze dieper slapen. De tinctuur is een prachtig middel tegen depressie, en werkt soms net zo goed als antidepressiva, maar dan zonder enige bijverschijnselen. Ik heb over sint-janskruid tenminste nooit gehoord (zoals wel eens over een chemische antidepressivum) dat iemand ineens wild werd en een machinepistool leegschoot op zijn klasgenoten. Als je zo’n emotionele band met een middel hebt, dan wil je natuurlijk meer van zijn achtergrond weten. Nu, daar is veel over te vertellen.

M.C. Blöte-Obbes heeft in ‘De geurende kruidhof ’ veel verhalen over planten verzameld. Betreffende sint-janskruid vertelt ze onder andere: in de Germaanse mythologie was er een zoon van de hoofdgod Wodan, Balder geheten, de god van het licht en de schoonheid en de zomer, een beetje zoals Apollo bij de Grieken. De boosaardige god Loki was jaloers op hem, en wist Balder omstreeks de zonnewende (21 juni) te vermoorden. Uit het bloed van Balder ontsproot toen het sint-janskruid.

De mythe is niet moeilijk te doorzien. Bij de zomerzonnewende neemt de duisternis weer toe, maar tussen de tijd dat er overvloed aan licht is en de tijd dat de duisternis weer toeslaat in onze dreven offert de hemel een deel van haar licht en warmte op en stopt dat in een plant, die dan in de winter helpt tegen lichtgebreksziekten als spierpijnen en depressies. Later, toen Europa gekerstend werd, en bijvoorbeeld Wodan tot Sinterklaas verwerd, veranderde ook het verhaal van het sint-janskruid. Nu was dit ontstaan uit het bloed van Johannes de Doper, na diens onthoofding. Vandaar Sint-Jan. In de volksgeneeskunde was het een wonderplant die de duivel wegjoeg. Sla ik nu een moderne kruidengids op, dan lees ik daar:

  • Werkzame bestanddelen: vluchtige olie, hypericinen, hars, looistof, vitamine C, flavonoïden
  • Eigenschappen: antiseptisch, kalmerend, samentrekkend, urinedrijvend, wondhelend, vochtverdrijvend.

Nou, dat is dan fijn om te weten, maar ziet u wat er gebeurd is? De warmte is uit het verhaal. Deze plant – dat moge duidelijk zijn – is een echte zonneplant, een warmte- en lichtdrager, en die wordt nu in enkele zakelijke termen beschreven. Bij de farmacologische groothandel zal ze zeker niet populair zijn, want als je het zogenaamde ‘werkzame bestanddeel’ niet geïsoleerd, geanalyseerd en vooral gesynthetiseerd hebt (wat dan een morsdode stof oplevert), zolang is er geen grof geld aan te verdienen. Maar ja, maak dat een tegenwoordige wetenschapper maar eens wijs. Zoals Al Gore zegt: ‘Het is moeilijk iemand iets te laten snappen, als hij betaald wordt om het niet te snappen.’

Het is eigenlijk een verregaande arrogantie om te denken een kruid te kennen op het moment dat men haar chemische bestanddelen op een rij heeft gelegd. Je kunt namelijk geen kruidengeneeskunde bedrijven als een plant die je gebruikt je vriend niet is. Alleen een warme relatie met dat genezende, levende wezen activeert de latente geneeskracht, zodat die optimaal wordt. Zonder die relatie werkt het kruid nog wel, maar als het ware tegen de wind in.

En wat betreft al die chemische stofjes: het kennen daarvan is eigenlijk ook niet veel meer dan een schimmenspel. Laat ik een voorbeeld noemen: vitamine C. Wat is dat? De wetenschap zegt met grote stelligheid: Acidum ascorbinicum ofwel ascorbinezuur. Voor ingewijden: C6H8O6. Hebt u het gevoel het nu helemaal te weten? Het spijt me: ten eerste weten we niets, en ten tweede is het niet waar.

De eminente biochemicus Richard Murray heeft het allemaal precies uitgezocht. Vitamine C is een zeer ingewikkelde stof, een kleine precieze structuur van vele stoffen. Acorbinezuur is alleen de mantel van het eigenlijke vitamine C-complex is, een soort verpakkingsmateriaal: de bewaarder van de geheimzinnige lichtenergie die de materialistische wetenschap vinnig ontkend heeft, en die nu pas weer langzaam, dankzij de kwantumtheorie, herontdekt wordt. Daarom werkt natuurlijke vitamine C uit een levende plant veel beter dan de dode synthetische vitamine C, en is het zelfs zo dat hoge doseringen synthetische vitamine C (dat is het geval bij bijna alle vitamine C die in de winkel te koop is) nogal eens vervelende bijverschijnselen kan geven, zoals bijvoorbeeld een opgeblazen buik of maagklachten. Er is één kleine firma die de echte vitamine C in de handel brengt.

Wat ik met dit verhaal wil zeggen is dat wij een cultuur hebben opgebouwd die het innerlijk heeft vermoord, en die de buitenkant aanbidt. Wij hebben een buitenkantmaatschappij geschapen, en daarom woekert de buitenkant (kanker) of lijdt men aan vetzucht, en lijden de zielen honger (depressie, de grote zielsziekte van de 21ste eeuw).

De grote vraag is: kunnen we het leven weer terugbrengen? Dat is namelijk veel belangrijker dan het terugdringen van de CO2-uitstoot. Niet onze vliegtuigen moeten primair veranderen, maar ons denken. We zouden eens kunnen beginnen om bij alles wat we tegenkomen onszelf af te vragen: ken ik alleen jouw buitenkant, of voel ik ook iets van je binnenkant? Alleen als we onze ziel weer aan de aarde schenken, wordt de aarde weer echt vruchtbaar. 

2. EEN GANS UIT HET EI

De donkere dennen tekenen zich roerloos af tegen de strakblauwe hemel. De meidoorns zijn beladen met donkerrode bessen die glanzen in de schuine stralen van de zon. Wat een prachtig hartmedicijn bevatten die bessen. Al meer dan vijftig jaar zie ik er mensen door opknappen. De kardinaalsmutsjes zijn bedekt met rozerode vruchtjes. Aan elk vruchtje hangt een helderoranje belletje.

Toch ben ik er niet helemaal bij. In mijn hoofd zeurt een moeizaam, denkbeeldig gesprek met een nare man die me onlangs veel kwaad deed. Ik wil dat niet, maar het zoemt automatisch door. Dan ineens hoor ik een vrolijk geluid. Is het een meeuw? Nee, die klinkt eenzamer en rauwer. Wat dan? Komt het geluid van boven? Ik speur de wijde hemel af, en ineens zie ik ze, heel hoog in de lucht. Daar, afgetekend tegen het diepe blauw, vliegt een groep van zeker vijftig wilde ganzen naar het zuiden, in een karakteristieke V-vorm.

Door die V sparen ze een hoop energie, want elke gans wordt een beetje meegezogen in de slipstroom van de schuin voor hem vliegende vogels, de voorste uitgezonderd. Die wordt dan ook regelmatig afgewisseld. Ze kunnen het niet nalaten vrolijk te roepen en bij dat geluid vergeet je alles. Weg gesprek met de nare man. Je wordt in jezelf helemaal wakker, helemaal aanwezig in het hier en nu.

Hoe prachtig heeft Selma Lagerlöf die invloed van de roepende ganzen beschreven in haar boek Nils Holgerssons wonderbare reis. Ze laat de vogels steeds maar roepen: ‘Waar ben je? Hier ben ik! Waar ben je? Hier ben ik!’ En ja, dat klopt, ik was mezelf even kwijt. Waar was ik? Hier ben ik! Waar was ik? Hier ben ik!

Straks zullen de ganzen neerstrijken in een weiland. Dan gaan ze naar hartenlust grazen, één uitgezonderd. Eén van hen ziet af van eten en blijft nuchter en doodstil staan, de hals uitgestrekt naar boven. Geen havik of vos ontsnapt aan zijn speurende blik. Hij is de uitkijk, de waker te midden van al het gulzige grazen. Trouwens, ook voor mensen zijn ganzen voortreffelijke waakhonden. Met verontwaardigde trompetstoten kondigen ze mogelijk onraad aan. En ze kunnen je echt heel agressief benaderen.

Mensen hebben iets met ganzen. De gebroeders Grimm noemen hen verscheidene malen in hun sprookjesverzameling. Er zijn twee sprookjes waarin een prinsesje gedwongen wordt enkele jaren in ballingschap ganzen te hoeden. En heet die andere beroemde sprookjesverzameling niet Sprookjes van Moeder de Gans?

We hebben verleerd de natuur om ons heen te vertalen naar wat die in ons opwekt, en daarom leven we los van de schepping, verdwaald in een lege, zinloze wereld. Maar staan dieren wel helemaal los van ons? Is hun aanwezigheid en hun gedrag zonder diepere betekenis voor ons? Laten we eens een poging tot een vertaling van de natuur wagen. Laten we om te beginnen eens proberen wat kwaliteiten te benoemen die we als mens in de gans herkennen.

  • Een gans die hoog in de lucht roept kan ons als mens van binnen doen ontwaken.
  • Bij het grazen blijft een gans nuchter en waakzaam.
  • Een paar ganzen op een erf bewaken het huis.
  • Een prinsesje moet in ballingschap ganzen hoeden en leert zo haar eigen waakzaamheid te vinden en te behoeden.

Laten we nu eens wat nadenken over dat begrip ‘waakzaamheid’. In een diepe slaap weten we als mens niet dat we bestaan. Je bent weg. In een droom beleef je van alles, maar je bent er zelf niet. Probeer maar eens ‘ik’ te zeggen in een droom. Je wordt direct wakker, tenzij het die ene uitzondering betreft, de lucide droom. Waarschijnlijk lijkt ons droombewustzijn op dat van dieren. Die hebben geen ‘ik’, ze dromen hun wereld. Zo droomt een vos over kippen en een kat over muizen, maar een dier is niet in staat te zeggen: ‘Kom, vanavond eten we kip, of muis.’

Bij het wakker worden zijn we er als mens zelf wel, maar meteen slapen we op een andere manier weer in. De wereld vangt ons, we vergeten onszelf en ons bewustzijn is gevangen en beperkt tot de de honderd meter weg die we vanuit onze snelle auto voor os zien, of tot de computer, tot een gesprek of ’s avonds in een film of in een voetbalwedstrijd.

Echt helemaal menselijk is dat dagbewustzijn nog niet. We zijn een belangrijk deel van ons waakzame leven toch een soort sprekende dieren. Pas de volgende bewustzijnstoestand maakt ons honderd procent menselijk. Dat is: er ‘te zijn’ en tegelijkertijd ‘te weten’ dat je er bent. Soms overvalt zo’n toestand je spontaan. Te midden van helemaal in de wereld aanwezig zijn, besef je ineens: hé, ik ben er! Het is een verbazingwekkende en wat vervreemdende ervaring, maar als je dit bewust oefent, werkt dit heel bevrijdend. Je kan makkelijker iets relativeren; de vraag wie de volgende verkiezingen wint, is ineens een stuk minder belangrijk. Alles in je is verstild en tegelijk klaarwakker.

Die speciale vorm van waakzaamheid, die door alle grote godsdiensten wordt aangeraden, en die het prinsesje – onze ziel – moet leren koesteren wordt in de buitenwereld gerepresenteerd door de gans. Je zou kunnen zeggen dat die waakzaamheid in de gans gestalte heeft aangenomen. De gans lijkt wel uitsluitend buiten ons te bestaan, maar dat komt door ons verdeelde bewustzijn. In werkelijkheid vormen ganzen (en de rest van de schepping om ons heen) met ons mensen een grote, ondeelbare eenheid. Zou het zo kunnen zijn dat elke keer als iemand in zichzelf wakker wordt, een jonge gans uit het ei kruipt?

Wij mensen kunnen kiezen tussen twee opties: we kunnen ganzen als een aansporing zien om die bewustzijnstoestand op te wekken die ons pas tot echte mensen maakt, of we kunnen hen uitsluitend zien als leverancier van pâté de foie gras. Bent u een zich bezinnend mens, en daarom vruchtbaar voor de aarde, of bent u een kaalvreter? De keuze ligt voor ons, en meer dan ooit doet het ertoe wat we kiezen, want de toekomst van onze planeet wordt voor een belangrijk deel door die keuze bepaald.

INHOUD

  1. Kleine lichtbolletjes
  2. Een gans uit het ei
  3. Lieve gastvrouw
  4. Toevalservaringen – Het speelgoedkeffertje en andere verhalen
  5. De hommel & de balsemien
  6. Een rommelende donderslag
  7. Avonturen met de wichelroede
  8. De schone stilte
  9. De passievrucht
  10. Het hele alfabet
  11. Wonderlijke zaden
  12. Behoefte aan warmte
  13. Ontmoeting met een ridder
  14. Een veel groter panorama
  15. De Takkeling
  16. Zusterliefde
  17. Verlangen naar harmonie
  18. Een moment van mysterie
  19. Een Goddelijke maat
  20. De Leprechaun
  21. Ik zie ik zie wat jij niet ziet
  22. Over de wereld die niet verging
  23. Op het leven
  24. Overwonnen angst
  25. Een Grote Flop
  26. Een bijzondere wandeling
  27. Het is een meisje
  28. Hemel en aarde
  29. Een tijdelijke gast
  30. Vriendschap
  31. Een plasmaversum
  32. Sterke zeebenen
  33. Het babyhertje
  34. Wanneer begint ons bewustzijn?
  35. Een omwenteling
  36. Vooruitschouw
  37. Gezonde kinderen
  38. Schetsen en schilderijen
  39. Tijdvissers
  40. Afscheid?
  41. Aanwijzingen van hogerhand

Bron: Wandelen in verwondering door Hans Moolenburgh sr. 

BESTEL WANDELEN IN VERWONDERING

LEES MEER OVER DE BOEKEN VAN HANS MOOLENBURGH SR.