Himalaya, de reis naar binnen – het levensverhaal van Angie Meis, beschreven door Hans Peter Roel


BESTEL HIMALAYA – DE REIS NAAR BINNEN

Voor Angie lijkt haar leven op jonge leeftijd al over te zijn als ze haar vader op tragische wijze verliest. Pas na het lezen van een boek met lang vergeten kennis en wijsheden komt de ommekeer in haar leven en besluit ze op reis te gaan. In de Himalaya ligt het mysterieuze Kopan-klooster. Een negentig jaar oude boeddhistische lama leert haar de kracht van Ki en vertelt haar het geheim van een energiek en wervelend leven. Hieronder volgen de integrale teksten van het voorwoord en de eerste twee hoofdstukken.

VOORWOORD

Dit boek staat voor kracht, jezelf vinden en worden wie je bent, zelfs als het leven zwaar is en het je tegenzit. Want pas wanneer je jezelf hebt gevonden, ben je klaar om de ander te helpen. Het idee voor dit boek ontstond toen een deelneemster aan een Ki-workshop mij haar levensverhaal vertelde. Na urenlang geboeid te hebben geluisterd, pakte ik de pen op om te beginnen aan haar verhaal, dat aan de basis ligt van dit boek.

Gelukkig willen worden is van alle tijden en van iedereen. Het obsessief zoeken naar het geluk geldt zeker voor de hoofdpersoon, Angie. Ondanks de zware tegenslag in haar leven gaat ze vol moed en met doorzettingsvermogen op zoek naar zichzelf. Tijdens haar zoektocht komt ze in aanraking met Ki. Dat gebeurt eerst door het lezen van het boek Ki, kracht van binnenuit en later tijdens een bijzondere en inspannende reis naar het Kopan-klooster in de Himalaya. Daar ontdekt ze een oude leer die haar toegang geeft tot een ongekende kracht. Ga mee op reis met Angie en beleef haar verhaal. Het is een avontuur vol hindernissen, één dat jou en mij ook had kunnen overkomen.

Veel leesplezier!

Hans Peter Roel

1. DE PAUWENVEER EN HET BERGKRISTAL

Elk gelukkig mens straalt, maar elk ongelukkig mens is ongelukkig op zijn eigen manier. Is een gelukkig leven te leren of heb je maar af te wachten wat je vanuit het universum krijgt toegeworpen? Ik heb geen kant-en-klaar antwoord en kan hooguit mijn levensverhaal met je delen. Mijn leven is te vangen in drie woorden: zoektocht naar mezelf. Maar laten we beginnen bij het begin. Een bijster gelukkige jeugd heb ik niet gehad, maar echt ongelukkig was ik ook niet, tot op deze dag. 

Angie Meis is mijn naam, maar eigenlijk had ik Anne Meis moeten heten. Mijn ouders hadden maandenlang gedubt over mijn naam en waren volgens overlevering na veel gekissebis op het compromis Anne uitgekomen. Toen mijn vader, Wolter, op de dag van mijn geboorte naar het gemeentehuis toog om mij aan te geven, hoorde hij onderweg het nummer Angie van de Rolling Stones uit een openstaand raam klinken. Zonder overleg met mijn moeder kwam in mijn geboorteregeister dus niet de naam Anne, maar Angie. 

Dat impulsieve en gekke gedrag is overigens typisch voor mijn vaderen daarom ben ik ook zo gek op hem. Hij zit vol grote dromen, tenminste tot een paar jaar geleden. Mijn moeder, Trijntje, is nukkig en zo nuchter als een Fries trekpaard. Zo sprak ze op haar kraambed twee weken lang geen woord meer met mijn vader, omdat hij me zonder overleg de naam Angie had gegeven. De wond is nooit genezen en zelfs nu – ruim vijftien jaar later – noemt mijn moeder me nog steevast Anne. Nooit heeft ze de naam Angie in de mond genomen.

Volgens mijn vader ben ik een oude ziel. Daarom noemt hij me liefkozend ‘kind van de zon’. Ik zou niet weten wat een oude ziel is, maar het klinkt leuk en misschien heeft hij gelijk, want ik ben anders dan mijn klasgenootjes. Zo heb ik ’s nachts hele gesprekken met oma Annie. Zij is mijn vorig jaar overleden lievelingsoma. Haar geest kan ik voelen en ik weet wanneer zij in mijn slaapkamer aanwezig is. Van haar heb ik geleerd dat er een schemergebied tussen hemel en aarde bestaat. Als je doodgaat, verblijf je eerst voor korte of lange tijd op die plaats, tot je klaar bent om naar het eeuwig dodenrijk door te reizen. Dat lukt pas als je je taak op aarde hebt volbracht. Vandaar dat er nog vele dolende zielen op aarde huizen, die alleen zichtbaar zijn voor degenen die ze kunnen waarnemen.

Van dromen over reizen krijg ik niet genoeg. Dat heb ik van mijn vader. Ik probeer mijn dromen over verre landen in mijn schetsboeken een gezicht te geven, want tekenen is mijn passie. Maar het is ook mijn grootste geheim. Alleen mijn vader mag mijn schetsboeken zien. 

De dood fascineert me en ik weet niet waarom. Welke puber leest er nu elke week de overlijdensadvertenties in de krant? Ik dus en ik ben er eerlijk gezegd verzot op. Zodra de buren de Vriezeveense Courant door de brievenbus hebben geschoven, ben ik er als de kippen bij. Op de binnenkant van de achterpagina staan de advertenties van de mensen die in de afgelopen week zijn overleden. In een dorpje met negentienduizend zielen gaat er altijd wel iemand dood.

Waarom de advertenties mij zo aantrekken, is niet te verklaren. Het fantaseren over al die mensen, die zich in de schemerwereld ophouden, vind ik smannend en eng tegelijkertijd. De vaste advertentieteksten ken ik bijna allemaal uit mijn hoofd, want bijster creatief is de Vriezenveense bevolking niet. ‘Met groot verdriet is onze opa, man en broer van ons heengegaan’ of ‘Na een zware en moedige strijd heeft onze dierbare oma, moeder, tante ons verlaten’. Er staat nooit iets in een rouwadvertentie te lezen als ‘Eindelijk is onze grootvader, vader en lieve man geslaagd voor de cursus nooit meer roken’. Humor en de dood kunnen in mijn hoofd samen, maar de combinatie past niet in het nuchtere, overwegend christelijke Twentse land. 

Mijn vader is niet alleen mijn papa, maar ook mijn grote held. Hij is altijd al een beetje raar geweest. Welke volwassen man speelt nu nog met treintjes en bouwt aan een spoorbaan, compleet met minidorpjes? In huis is er geen ruimte voorzijn hobby, dus heeft hij een oude deur in ons schuurtje op schragen gezet en werkt hij aan zijn modelspoor. Dat is ook de reden waarom hij altijd in het schuurtje te vinden is. 

Ik ben echt een kind van mijn vader en teken liever op mijn zolderkamertje dan dat ik buiten met klasgenootjes rondhang. Ook in de klas ben ik het buitenbeentje, dat stil en teruggetrokken achteraan zit, met naat haar het enige lege stoeltje in het lokaal. Ik vind het niet erg om met rust gelaten te worden. Zo kom ik immers ongestoord dagdromend de saaie schooldag door. 

Een knuffel geven vindt papa moeilijk, maar hij brengt voor mijn oudere zus Sophie en mij wel de meest vreemde cadeautjes mee. Op mijn nachtkastje ligt, naast de pauwenveer een vuist lang bergkristal dat echt uit de Himalaya komt. De pauwenveer heeft vader bij een kinderboerderij gevonden. De veer brengt me geluk en ik kan ermee toveren, dat heeft papa me geleerd. Gewoon mijn wensen hardop uitspreken en dan de pauwenveer drie keer in kruisvorm voor mijn lichaam langs laten gaan, om te eindigen bij de hartstreek. Dan is de wens bij het universum besteld en hoef ik alleen maar te wachten tot hij uitkomt. 

Het puntige kristal uit de Himalaya beschermt me tegen het kwaad. Daarom heeft vader hem speciaal voor mij gekocht. Met deze edelsteen kan ik volgens papa door tijd en ruimte reizen. Als ik het bergkristal vasthoud in mijn linkerhand en mijn ogen sluit, ben ik direct in het magische Himalaya hooggebergte. En inderdaad zie ik – als ik de edelsteen lang genoeg in mijn hand houd – in gedachten een klooster op een bergtop. Op de achtergrond liggen de hoge bergen, die met hun besneeuwde toppen tot in de hemel reiken. Telkens als ik de steen vastneem, komt dit beeld terug en dat maakt me blij. Geen idee waar het beeld vandaan komt, maar ik heb ooit een fotoboek over de Himalaya gezien. 

Vandaag is het woensdag 13 september van het tot nu toe voorspoedige jaar 1989. Maar vanaf deze dag zal alles anders worden!

2. DE DAG DAT ALLES ANDERS WERD

Het moet ergens rond twaalf uur in de nacht zijn. Zonder aantoonbare reden ben ik klaarwakker en luister ik naar de stilte van de nacht. Mijn geest is zo helder als de kern van een ster, maar in mijn lichaam daarentegen heerst onrust. De stilte in mijn kleine slaapkamer wordt verbroken door het luiden van de klok van de Grote Kerk van Vriezenveen. Daar, op die harde houten banken, heb ik op zondagochtenden talloze uren doorgebracht met een rolletje perpermunt, tot mijn ouders de brui gaven aan hun geloof. Ze waren teleurgesteld in het weinige medeleven vanuit de gemeente met de ziekte van mijn vader.

‘Heb je naast lief’ werd door de kerkgangers vooral in woorden beleden. Een ouderling heeft nog een uiterste poging gedaan om ons gezin te behoeden voor een goddeloos leven, maar veel verder dan de voordeur is hij niet gekomen. Mijn moeder is behoorlijk overtuigend en alleen al haar gezicht spreekt boekdelen. De schriele kalende man had zich omgedraaid, zonder ook nog maar iets te zeggen. 

De kerkklok klinkt door de straten van ons dorp en ik tel mee, zoals ik dat gewend ben als ik wakker lig. … tien… elf … twaalf… dertien klokslagen. Dertien? Misschien heb ik me vergist bij het tellen, maar dat is praktisch onmogelijk. Ik tel altijd goed. Geen twijfel! Ineens weet ik wat mijn lichaam al de hele avond voelt: de dertien klokslagen kondigen een dag van ongeluk aan.

Mijn vader heeft me in zijn schuurtje ooit verteld dat het getal twaalf geluk brengt, omdat het een volmaakt getal is. Zo waren er twaalf stammen van Israël en had Jezus twaalf apostelen. Er zijn niet voor niets maar twaalf maanden in een jaar en je horoscoop wordt bepaald door de twaalf dierenriemtekens. Als twaalf het getal van de volmaaktheid is, dan is dertien er dus één te veel. Daarom noemt mijn vader dertien het getal van de duivel. Vreemd dat zijn lessen in numerologie nu in mijn hoofd opkomen, terwijl ik er nooit meer aan heb gedacht. De dertien klokslagen maken me onrustig en pas tegen de ochtend val ik weer in slaap. 

‘Anne, gadómme opschieten!’ hoor ik onderaan de trap de schelle stem van mijn moeder. Ik schrik wakker en weet direct dat het vandaag niet goed zal komen. Wat er precies gaande is, dat heb ik niet scherp, maar mijn maag voelt aan alsof het ijzeren aambeeld van de dorpssmit erin is gestopt. ‘Ik kom,’ schreeuw ik en ik stap snel mijn bed uit.  

Iedere ochtend is het hetzelfde ritueel. Ik moet opschieten om ervoor te zorgen dat mijn moeders kop niet verkeerd gaat staan. Nog voor ik mij in de kleine badkamer met de al maandenlang lekkende kraan heb gewassen, hoor ik mijn moeder opnieuw vanuit de keuken schreeuwen. Ditmaal klinkt haar stem dreigend en onheilspellend. ‘Anne, Sophie, ópschieten! Ik heb niet alle tiét!’

Ik stier de trap af en plof neer op mijn vaste plaats aan de eettafel. De dag is begonnen zoals elke doordeweekse dag. Zonder iets te zeggen schuift mijn moeder een bord met twee boterhammen met pindakaas voor mijn neus en zet ze een glas melk neer. Zwijgend eet ik de boterhammen. Het is niet de bedoeling dat er tijdens het eten wordt gesproken. Dat gebeurt nu eenmaal niet bij ons thuis. 

Mijn vader zit, zoals elke ochtend vanaf een uur of zes, achter in de tuin in zijn schuurtje te bouwen aan zijn spoorbaan. Het schuurtje is zijn territorium en leefruimte waar hij maar af en toe uit komt. Als wij naar school zijn en mijn moeder naar haar werk – achter de kassa van de enige supermarkt van Vriezenveen – gaat, loopt vader het huis in voor zijn ontbijt. Daarna sloft hij terug naar zijn vertrouwde schuurtje om verder te bouwen aan zijn droomwereld. 

Vader is niet altijd zo geweest, maar na zijn dubbele hernia, gevolgd door het ontslag als verwarmingsmonteur, leidt hij een geïsoleerd bestaan. Ik maak me grote zorgen om hem. De laatste maanden dring ik nog maar nauwelijks tot hem dood. Het is alsof hij niet meer helder denkt en de levenslust is hem ontglipt. Naar een dokter wil papa niet. Die begrijpt er toch geen snars van, zegt hij. 

Als ik bij hem in het schuurtje zit, heeft hij af en toe heldere momenten. Maar veel vaker zit hij weggezakt in zijn leunstoel en is hij ver weg en net zo gesloten als een dichtgeslagen boek. Toch is het nooit stil in het schuurtje. De trein rijdt keer op keer hetzelfde rondje en op het tafeltje naast hem liggen steevast het pakje Marlboro, een aansteker en een halfvol flesje verschraald Grolsch bier.

Mijn drie jaar oudere zus, Sophie, schuift – zonder verder iets te zeggen – aan de ontbijttafel aan en ze glimlacht lief naar me, zoals ze altijd liefdevol is. Zo is de start van elke dag een zwijgzame en beklemmende aangelegenheid, waarbij in huize Meis alleen het getik van het bestek op de borden is te horen. 

Ik fiets naar school en moet extra hard trappen, omdat mijn stalen ros al maandenlang bij de kettingkast aanloopt. Mijn buurmeisje en beste vriendinnetje, Charlotte, rijdt me achterop.
‘Hi Angie!’
‘Hoi. Heb je Nederlands nog geleerd?’
‘Natuurlijk niet! geen tijd gehad en zeker geen zin’, antwoordt Charlotte met een lach op haar gezicht. ‘Ik heb mezelf mooi gemaakt voor Marcel. Dat leek me wel iets belangrijker dan de toets Nederlands.’

Marcel is de ‘hunk’ van de klas. Met zijn atletische gestalte, gladde naar achteren gekamde donkere haren, helderblauwe ogenen zijn korte, zwart leren jack lijkt hij precies op John Travolta uit mijn lievelingsfilm Grease. Ieder meisje is stiekum verliefd op hem, behalve ik. Dit komt omdat ik denk ik sowieso te lelijk ben voor wie dan ook … en zéker voor Marcel. Dan word ik maar beter niet verliefd, zodat hij me ook niet kan afwijzen. 

Ook deze schooldag blinkt uit in eentonigheid. Op de oneven dagen van de week zit Charlotte naast Friekje, zodat ik alleen achterin de klas zit. Mijn klasgenootjes gedogen me, maar echt welkom ben ik niet. Met stille willems kun je niet lachten of gezellig kletsen en daarom behoor ik niet tot het groepje van ‘populairen’. Gelukkig is het vandaag woensdag en hebben we de middag vrijaf. Ik tel de minuten af en maak opnieuw een tekening in mijn schriftje, dat vol staat met tekeningen over verre landen. 

Eindelijk is het halfeen en fiets ik samen met Charlotte naar huis. De dertien klokslagen van vannacht ben ik dan al lang vergeten. Maar dat je er niet aan denkt, betekent nog niet dat het ongeluk is verdwenen. Charlotte slaat rechtsaf om bij een vriendin muziek te gaan luisteren, terwijl ik alleen verder fiets langs het dorpsplein van Vriezenveen. Ik passeer het ommuurde kerkhof waar ik zo graag ben om te tekenen, waarna ik door het centrum van Vriezenveen rijd. 

Op het kerkplein is de jaarlijkse kermis neergestreken. Dat is de enige week waarin het centrum van Vriezenveen voor alle verkeer is afgesloten. Zes logge vrachtwagens staan pontificaal op het dorpsplein geparkeerd. Ik fiets langs de attracties, de schietkraam, de botsauto’s, het spookhuis, het eendjes-vissen en de bingotent Baccara. Hoe saai Vriezenveen werkelijk is, blijkt wel uit  het feit dat dit het enige dorp is waarin de frietkraam officieel meetelt als kermisattractie. Vriezenveen is ook de rest van het jaar doods en saai. Veel meer dan een dorpsplein, een school, een aardappelmeelfabriek, een kerk, kleine arbeidershuisjes en het buitengebied waar boeren werken, vind je er niet. 

De kermis is het jaarlijkse hoogtepunt voor de ‘populairen’. Flirten, bier drinken en – als ze geluk hebben – na sluitingstijd heerlijk zoenen. Ik ga niet naar de kermis. Ten eerste heb ik geen geld, maar het is ook pijnlijk in je eentje in de botsautootjes te moeten zitten. Ik kruip liever achter het tafeltje op mijn slaapkamer en ga op in de wereld van mijn tekeningen. 

Ik fiets het centrum uit, richting de wijk waarin ik woon. De eerste bladeren krijgen hun gelige herfstkleur. Maar verder lijkt het er in niets op dat het najaar aanstaande is. De witte wolken boven Vriezenveen zien er net zo smakelijk en romig uit als bolletjes Italiaans vanille-ijs in volle zomer. Tussen de wolken door valt het late zomerlicht over de rode daken van het dorp. De prachtige Hollandse lucht is in geen enkel opzicht een voorbode van wat mij de rest van de middag te wachten staat. 

BESTEL HIMALAYA – DE REIS NAAR BINNEN

Eén gedachte op “Himalaya, de reis naar binnen – het levensverhaal van Angie Meis, beschreven door Hans Peter Roel

  1. Angel

    Viel tegen, lijkt meer een fantasieverhaal ipv op waarheid gebaseerd.

    Waar het zogezegd om draait is pas na de 1/2 van het boek.

    Het komt over als reclame over de workshops die de auteur geeft.

    Komt niet zuiver en authentiek over

Reacties zijn gesloten.