Een gedicht voorgedragen op de muziek van deel 4 van de vierde symfonie van Gustav Mahler
Er zweeft een roep door de wereld,
een wonderschone melodie
van vrede, geluk en harmonie.
Er klinkt een oertoon door het heelal,
zo zacht, en toch aanwezig,
een teer akkoord, van een diep mysterie woord.
Een roep…bestemd voor ieder mens
zij kent geen grens
zij treedt ieder mens tegemoet
om de Bron die in ’t verborgene is,
te laten vloeien, tot een stroom in overvloed
aan: licht, leven, liefde.
Een roep, een lichtende vibratie,
tot hemels leven
het Woord van den Beginne,
licht dat straalt in duisternis
een stralingskracht
van oorspronkelijk Leven
een bevrijdende, magnetisch tot zich omhoog trekkende toon,
zoekend naar wat verloren is…
niet te begrijpen met het menselijke verstand
niet voortgekomen uit het menselijke hart
niet te grijpen met handen…
niet op te vangen met de fijnste meetinstrumenten.
Het Woord van den Beginne, een vergeten woord.
Maar wel te verstaan IN de stilte van het menselijk hart,
slechts door ’t diep verlangen, naar haar stilte te luisteren…
Er zweeft een roep door de wereld
een wonderschone melodie
van wijsheid, liefde en harmonie.
Ieder mens uitnodigend
het mysterie van geest en stof
van leven en dood
te doorgronden.
En de sleutel tot doorgronden
ligt niet in het leven na de dood,
maar in het leven vóór de dood.
In de muziek
in een uitdunning van noten
klinkt een geleidelijke opgang
van aards tot hemels leven
De hemel is in de wereld
in het hart van ieder mens
eeuwigheid daalt in,
in tijd.
In één woord : Prachtig.
Klinkt als één klank in mijn hart