Terugkeren tot het Leven, strofe 16 van de Daodejing en een commentaar

Daodejing.016

Als men tot het opperste Ledig is gekomen, handhaaft men een onvergankelijke rust.
Alle dingen worden tezamen geboren; ik zie ze (daarna) weder terugkeren.
Alle dingen bloeien overvloediglijk; (daarna) keert elk terug tot zijn Oorsprong.

Tot de Oorsprong terugkeren heet in rust zijn.
In rust zijn heet terugkeren  tot het (eeuwige, reële) Leven.
Terugkerend tot het Leven heet ik eeuwigdurend zijn.
Te weten wat eeuwigdurend is heet verlicht zijn.
Niet te weten wat eeuwigdurend is heet eigen ellende bewerken.

Weten wat eeuwigdurend is, is een grote ziel hebben.
Een grote ziel hebbende is men rechtvaardig.
Rechtvaardig zijnde is men koning.
Koning zijnde is men de Hemel.
De Hemel zijnde is men Tao.
Tao zijnde is men altijd-durend.
Al sterft het lichaam, er is (dan toch) geen gevaar (meer te duchten).

Bron: Mysteriën van Tao en de Daodejing

De toestand van het opperste ledig is de toestand van de kandidaat die alle onzuiverheden teniet heeft gedaan, dat wil zeggen, die het magnetisch zenuwstelsel totaal heeft ontledigd van begeerten, spanningen en conflicten. Zijn zielenevenwicht zal niet meer verstoord worden. Het is voor altijd gevrijwaard voor verandering. De ware rust, als eigenschap van het volk Gods, zal dan verkregen zijn.

Als de toestand van het opperste ledig nog niet bereikt is, worden de tijden van zielenrust altijd afgewisseld door momenten en perioden van zielsconflict, ten bewijze dat het magnetisch stelsel des harten, dus ook het bloed, dus ook de zielenkern, niet of nog niet geheel gereinigd is. Het behoort dan ook tot de belangrijkste taken van de leerling de innerlijke oorzaken van zijn zielsconflicten op te sporen. Deze oorzaken zijn onveranderlijk in het eigen zelf te vinden.
Wat het wezen binnen komt met hulp van het magnetische ademstelsel, heeft het wezen zelf opgeroepen. Aan de ene zijde is er iets van de Gnosis in hem werkend, aan de andere zijde zijn er de aardse zaken die primair worden gesteld. In het wezen van menige leerling zit nog teveel van het ´twee heren willen dienen´, is er nog teveel koestering van aardse zaken, die nog teveel als noodzakelijk gezien worden. Daarom blijf hij van twee werelden, houdt hij contact met de algemene onrust die aan de gewone natuur eigen is.

Indien u het opperste ledig bereikt zou hebben, zou men in de wereld natuurlijk wel uw lichaam kunnen aantasten en wonden, maar niet uw ziel. Men zou u in het gewone spel der tegendelen kunnen betrekken om u te verleiden eraan mee te doen. Doch u zou het niet meer kunnen. Uw bewustzijn zou alles waarnemen en ervaren, maar uw zielenrust zou niet meer kunnen worden verstoord. U zou de toestand-van-zijn van de uiterlijke aanleiding dermate omvatten, dat uw verstand, uw wil en uw hart niet in het minst meer zouden reageren. U zou volkomen beschermd zijn door uw reinheid des harten en uw ziel zou vrij zijn.

Deze reinheid des harten, dit opperste ledig, is de basis vóór en ván alle transfiguratie, want het brengt de gehele zielenstaat in de eeuwige rustsfeer van de Gnosis. Als u die rust bent ingegaan, kan niets u meer deren en kan van dat moment het Koninkrijk Gods in u worden verkondigd. Nu wordt het Koninkrijk Gods nog áán u verkondigd. Zolang u nog aan deze zijde van de poort staat, bent u nog altijd vatbaar voor verandering van uw zielenstaat.
Daarom zegt Lao Zi: `Alle dingen worden tezamen geboren; ik zie ze daarna weer terugkeren`. Hij wijst op de dialectische natuur: alles komt en gaat en keert terug, het voortdurende spel van opgaan, blinken en verzinken. U zult niet vrij kunnen komen van zielsconflicten en zielenbewogenheden. Ook deze komen en gaan en keren terug. Nimmer komt de gewone mens daarvan vrij; zijn wezen is niet gevrijwaard van wisselingen en veranderingen.

Daarom dient hij terug te keren tot zijn oorsprong. Zijn gehele microkosmos moet zich wenden tot het Onbeweeglijk Koninkrijk, de Oorsprong van den beginne. Wie zich tot díe oorsprong wendt, komt het spel der wisselingen te boven. Zijn ziel transfigureert, de nieuwe ziel wordt geboren. Zielentransfiguratie is het eerst nodige, want uit de ziel is het Leven.
Een verlicht mens is een door de Gnosis aangeraakte. Een dergelijke beroering verlicht het weten. Hij wéét omdat de natuur des levens niet alleen levenskracht schenkt, doch tegelijkertijd wijsheid. Zolang u niet uit de Godsnatuur verlicht bent, bent u steeds bezig uw eigen ellende te bewerken. U smeedt bij dag en bij nacht een voortdurende keten van oorzaken en gevolgen in het spel der wisselingen.

Het lichaam is een verschijnsel van het oude leven. Het onvergankelijke heil wordt gerealiseerd uit de wedergeboorte van de ziel. Díe wedergeboorte is de sleutel tot uw eeuwige geluk.

Bron: hoofdstuk 16 van De Chinese Gnosis van J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri