Spirituele citaten voor februari, 29 dagelijkse gedachten uit de Daodejing

Daodejing-of-Tao-Teh-Jing-klassiek-Chinees-geschrift-dat-wordt-toegeschreven-aan-Lao-Zi 600

SPIRITUEEL CITAAT 1 FEBRUARI

Kon Tao uitgezegd worden,
dan zou het de eeuwige Tao niet zijn;
kon de naam genoemd worden,
dan zou het de eeuwige naam niet zijn.
Als Niet-Zijn kan men Het noemen
het begin van Hemel en Aarde;
als Zijn kan men Het noemen
de Moeder van alle Dingen.

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 93

SPIRITUEEL CITAAT 2 FEBRUARI

Allen onder de Hemel weten zo
dat mooi ‘mooi’ is;
dan splijt het in lelijk.
Allen weten zo dat goed ‘goed’ is;
dan splijt het in slecht.
Daarom, Zijn en Niet-Zijn
produceren elkaar wederkerig.
Moeilijk en Gemakkelijk
brengen zich wederkerig voort.

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 94

SPIRITUEEL CITAAT 3 FEBRUARI

Maak geen ophef van eerwaardigheid,
dan zal het volk niet twisten.
Hecht geen hoge waarde aan
moeilijk te verkrijgen goederen,
dan zal het volk geen diefstal plegen.
Ziet niet naar wat begeerlijk is,
dan zal het hart van het volk
niet in verwarring komen.

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 95

SPIRITUEEL CITAAT 4 FEBRUARI

Tao is ledig,
en (toch) in Zijne operaties
als onuitputtelijk.
O! hoe diep is Het !
Het is de Oer-Vader aller dingen.
Het verstompt zijn scherpte,
ontrafelt zijne verwardheid,
tempert zijne (verblindende) schittering,
en maakt zich gelijk aan het stof.

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 96

SPIRITUEEL CITAAT 5 FEBRUARI

Te midden van Hemel en Aarde
is als een blaasbalg;
Het is ledig en (toch) nooit uitgeput;
hoe meer Het beweegt,
hoe meer (kracht als wind) er uitkomt.
Maar met veel woorden raakt men uitgeput.
Het is beter, het midden te bewaren.

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 97

SPIRITUEEL CITAAT 6 FEBRUARI

De geest van de vallei sterft niet,
men noemt haar de mystieke Moeder.
De deur van de mystieke Moeder
is de Wortel (Oorsprong)
van Hemel en Aarde.
Het gaat eeuwiglijk door en schijnt altijd (als stoffelijk) te blijven bestaan.
Houdt u er altijd aan,
en gij zult niet behoeven te bewegen.

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 98

SPIRITUEEL CITAAT 7 FEBRUARI

Hemel en Aarde duren eeuwiglijk.
Hemel en Aarde kunnen dáárom
eeuwiglijk duren,
omdat zij niet voor zichzelf leven.
Daarom stelt de Wijze zichzelf
achter de anderen,
en wordt dan zelf (juist) de eerste.
Hij maakt zich los van zijn lichaam,
en dan blijft zijn lichaam (juist) behouden.

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 99

SPIRITUEEL CITAAT 8 FEBRUARI

De opperste Goedheid is als water.
Water is goed, doet goed aan alle dingen, en twist niet.
Het woont in plaatsen
die de mensen verachten.
Daarom komt (de Wijze, die als water is) dicht bij Tao.
Hij woont (vanzelf) op de goede plaats.
Hij houdt ervan dat zijn hart diep is
als een afgrond.

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 100

SPIRITUEEL CITAAT 9 FEBRUARI

Als men zijn zaal vol goud
en edelgesteenten heeft,
zal men haar niet kunnen behouden.
Als men, rijk en in aanzien zijnde, trots is,
zal men zelf zijn ongeluk na zich slepen.
Als het werk volbracht is,
en de naam gemaakt,
moet men zich terugtrekken.
Dit is de Weg van de Hemel.

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 101

SPIRITUEEL CITAAT 10 FEBRUARI

Hij brengt de dingen voort en voedt ze.
Hij brengt ze voort zonder ze
(als bezit) te hebben.
Hij vermeerdert en vermenigvuldigt
en rekent niet op hun beloning.
Hij regeert hen, en beschouwt zich
niet als hun Meester.
Dit is wat men noemt
de mysterieuze Deugd.

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 102

SPIRITUEEL CITAAT 11 FEBRUARI

Men boort deuren en vensters uit
om een huis te bouwen.
Maar alleen door de ledige ruimte
zijn ze van nut.
Daarom, het Zijn (het materiële)
heeft zijn voordeel,
maar van het Niet-Zijn (het immateriële)
hangt het eigenlijke nut af.

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 103

SPIRITUEEL CITAAT 12 FEBRUARI

Dolle ritten en jachten brengen het menselijk hart
in verdwaling.
Moeilijk te verkrijgen goederen brengen de mens
tot verderfelijke daden.
Daarom maakt de Wijze werk van zijn binnenste
en niet van zijne ogen.
Hij verwerpt wat van buiten komt,
en verlangt naar wat van binnen is.

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 104

SPIRITUEEL CITAAT 13 FEBRUARI

Hoe is het, dat men zegt:
‘Het lichaam is als een grote ramp’?
Ik heb dáárom grote rampen,
omdat ik een lichaam heb.
Als ik zover was, dat ik géén lichaam had,
welke rampen zou ik dan hebben?
Daarom, wie het als een zwaar karwei beschouwt,
om het rijk te regeren,
die kan men het rijk toevertrouwen.

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 105

SPIRITUEEL CITAAT 14 FEBRUARI

Zijn bovenste is niet verlicht,
Zijn onderste is niet duister. Het is eeuwig.
Dit noem ik vaag en onbestemd.
Gij nadert Het, en gij ziet niet Zijn begin.
Gij volgt Het, en gij ziet niet Zijn einde.
Gij moet het Tao van de Oudheid doorgronden,
om over het bestaan van het Heden te regeren.
Wie het Begin weet van het Oude,
heeft de draad van Tao in handen.

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 106

SPIRITUEEL CITAAT 15 FEBRUARI

Wie kan de onzuiverheden (van zijn hart)
verreinen tot rust?
Wie kan langzamerhand geboren worden (in Tao)
door een langdurig betrachte kalmte?
Hij, die Tao behoudt, wenst niet vol te zijn.
Juist omdat hij niet vol is,
is hij voor altijd gevrijwaard tegen verandering.

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 107

SPIRITUEEL CITAAT 16 FEBRUARI

Tot de Oorsprong terugkeren
heet in rust zijn.
In rust zijn heet terugkeren
tot het (eeuwige, reële) Leven.
Terugkerend tot het Leven heet ik eeuwigdurend zijn.
Te weten wat eeuwigdurend is heet verlicht zijn.
Niet te weten wat eeuwigdurend is
heet eigen ellende bewerken.

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 108

SPIRITUEEL CITAAT 17 FEBRUARI

In de hoge oudheid wist het volk alleen van de vorsten
dat zij bestonden.
De vorsten, die dáárna kwamen,
had het volk lief en prees hen.
Die dáárna kwamen, vreesde het.
Die dáárna kwamen, verachtte het.
Hij, die anderen niet vertrouwt,
krijgt het vertrouwen van anderen niet.

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 109

SPIRITUEEL CITAAT 18 FEBRUARI

Toen Tao werd verwaarloosd,
kwamen Menslievendheid en Gerechtigheid.
Toen de ‘scherpzinnigheid’
en ‘het schrandere doorzicht’ voor de dag kwamen,
ontstond de grote Huichelarij.
Toen de familie niet meer in harmonie leefde,
kwamen de Hiao en de Ts’z’. (liefde voor de ouders
en liefde voor de kinderen).

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 110

SPIRITUEEL CITAAT 19 FEBRUARI

Doe de Wijsheid vàn u, en weg met het Weten,
dan zal het volk honderdmaal meer gelukkig zijn.
Doe de Filantropie vàn u, en weg met Gerechtigheid,
en het volk zal (vanzelf) terugkeren tot liefde
voor de ouders en voor de kinderen.
Doe de Knapheid vàn u, en weg met Gewinzucht,
en er zullen geen dieven en rovers meer wezen.

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 111

SPIRITUEEL CITAAT 20 FEBRUARI

De gewone mensen zijn doordringend van doorzicht;
ik alleen ben droevig ongerust.
Ik ben vaag als de zee, ik word door de golven
heen en weergedreven als rusteloos.
Alle mensen hebben overal een reden voor;
ik alleen ben dom, als iemand van het land.
Ik alleen ben anders dan de (gewone) mensen,
omdat ik de Moeder vereer, die alles voedt (Tao).

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 113

SPIRITUEEL CITAAT 21 FEBRUARI

De (zichtbare) manifestaties van de grote Teh
zijn ene emanatie van Tao.
Ziehier de natuur van Tao.
Tao is vaag en verward.
Hoe verward!… Hoe vaag!…
En (toch) bevat het de vormen (der dingen)!
Hoe vaag!… Hoe verward!…
En toch bevat het ene spirituele essence!

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 114

SPIRITUEEL CITAAT 22 FEBRUARI

Het onvolmaakte zal volmaakt worden.
Het gebogene zal recht worden.
Het holle zal vol worden.
Het versletene zal nieuw worden.
Met weinig wordt Het verkregen,
met véél dwaalt men er van af.
Daarom: de Wijze omvat het Ene (Tao)
en maakt zich (zo) het voorbeeld van de wereld.

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 115

SPIRITUEEL CITAAT 23 FEBRUARI

De mens die al zijne daden regelt naar Tao
zal gelijk aan Tao worden;
degenen die zich regelen naar de Deugd
zullen gelijk aan de Deugd worden;
die zich regelt naar de Misdaad
zal gelijk aan de Misdaad worden.
Wie gelijk aan Tao is verkrijgt ook Tao,
wie gelijk aan de Deugd is verkrijgt ook de Deugd.

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 116

SPIRITUEEL CITAAT 24 FEBRUARI

Wie op zijn tenen gaat staan kan niet rechtop blijven;
wie de benen ver uitstrekt kan niet lopen.
Wie zelf licht wenst te schijnen is niet verlicht.
Wie zelf de ware man wenst te wezen
steekt niet boven de anderen uit.
Wie op zijn werk pocht, heeft geen verdienste.
Wie zich hoog stelt is niet superieur.

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 117

SPIRITUEEL CITAAT 25 FEBRUARI

Vóór Hemel en Aarde bestonden,
was er een vaag Wezen.
Hoe rustig-kalm! Hoe onstoffelijk!
Het staat alleen, op zichzelf, en verandert niet.
Het doorvloeit alles en loopt (toch) geen gevaar.
Het mag wel de Moeder van alles onder de Hemel
worden genoemd.
Ik weet niet Zijn naam.
(Maar) Het een karakter willende geven
noem ik het Tao.

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 118

SPIRITUEEL CITAAT 26 FEBRUARI

Het zware is de wortel van het lichte;
de rust is Overheerser van de beweging.
Daarom laat de Wijze nooit af
van zwaarte en rust.
Al is er nòg zoveel schoons te zien,
hij blijft wonen in de rust,
en gaat er vèr van.

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 119

SPIRITUEEL CITAAT 27 FEBRUARI

Hij, die goed spreekt, geeft geen reden tot blaam.
Hij, die goed telt, gebruikt geen bamboe-tabletjes.
Hij die goed sluit, gebruikt geen houten bouten,
en toch kan men niet openen (wat hij sluit).
Hij die goed bindt, gebruikt geen koorden,
en toch kan men niet losmaken (wat hij bindt).

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 120

SPIRITUEEL CITAAT 28 FEBRUARI

Hij, die zijn mannelijke kracht kent,
en toch vrouwelijke zachtheid behoudt,
is de vallei van het rijk.
Als hij de vallei is van het rijk,
zal de altijddurende deugd hem niet verlaten,
en hij zal terugkeren
tot de simpele staat van een kind.
Hij die zijn licht kent, en toch in de schaduw blijft,
is het voorbeeld voor het rijk.

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 121

SPIRITUEEL CITAAT 29 FEBRUARI

Als de mens het rijk wil volmaken met actie,
zie ik dat hij niet slaagt.
Het rijk is een heilige offervaas,
waaraan men niet mag werken.
Werkt men er aan, dan bederft men haar,
grijpt men er naar, dan verliest men haar.

Mysteriën van Tao en de Daodejing, p. 122