Hij die goed (inTao) gaat, laat geen sporen achter, strofe 27 van de Daodejing en een commentaar

Daodejing.027

Hij, die goed (in Tao) gaat, laat geen sporen achter.
Hij, die goed spreekt, geeft geen reden tot blaam.
Hij, die goed telt, gebruikt geen bamboe-tabletjes.
Hij, die goed sluit, gebruikt geen houten bouten, en toch kan men niet openen (wat hij sluit).
Hij, die goed bindt, gebruikt geen koorden, en toch kan men niet losmaken (wat hij bindt).

Daarom, de Wijze munt altijd uit in het helpen van mensen, en hij verwerpt er geen;
hij munt altijd uit in het helpen van dingen, en hij verwerpt er geen.
Dit noem ik dubbel verlicht zijn.

Daarom, de goede is de leermeester van de slechte;
de slechte is de leermeester van de goede.

Hij die geen waarde hecht aan macht, en niet houdt van weelde,
al moge zijn wijsheid als dom schijnen, heeft de Al-Wijsheid verkregen.

Bron: Mysteriën van Tao en de Daodejing

Deze wereld – uw wereld – is niet meer bekend met de werkelijkheid van de twee natuurorden, de aloude leer die de sleutel is tot de goddelijke heilsopenbaring. Wie deze sleutel verloren heeft, raakt verdoold.

Lao Zi spreekt over een vijfvoudige levenshouding, een vijfvoudige goedheid. Die goedheid is van een andere geaardheid dan de goedheid die de natuurgeboren mens kenmerkt. Lao Zi gaat uit van het hermetische alleen-goede, het uitsluitend-goede, een wereldorde die in geen enkel opzicht op de gewone natuur van toepassing kan zijn.

De dialectische natuurorde is geen absolute werkelijkheid. Zij komt en gaat. Het is een natuurwetmatig beweeg van tegengestelden, een wereldorde die onmogelijk volmaakt, alleen-goed kan zijn. De droom van het alleen-goede en de drang tot het goede liggen wel in alle natuurgeborenen besloten, zelfs in de ergste misdadiger. Echter, de goedheid waarnaar men streefde was niet zó goed dat men niet voor zichzelf het allerbeste wilde zorgen! Het ik bewuste werd daardoor krachtig ontwikkeld en de strijd om het bestaan openbaarde zich.

Wanneer u in uw naïviteit meent als natuurgeborene goed te zijn en heel goed te doen en het pakt anders uit, ontstaat de gedachte dat er wel een anti kracht, een tegenstander werkzaam moet zijn. Om tot een verklaring te komen werd ´de duivel´ uitgevonden. Zo stichtte de mens het kwaad als astrale werkelijkheid, juist uit angst voor het kwaad. Want als u maar lang genoeg aan het kwaad denkt – en het dus mentaal overweegt – dan belichaamt u het kwaad vanwege de eigenschappen van de astrale substantie. En al de uwen, die in uw voetsporen treden, zullen deze negatieve astrale belichaming van één mens versterken tot een monstrueus wezen dat de gehele mensheid hindert en de astrale levenssfeer verpest. De oorzaak van het gepersonifieerde kwaad is gelegen in de goedheid van deze natuur.

Wie God wil dienen, zal wanhopige pogingen ondernemen om waarlijk ´goed´ te zijn en goedheid om zich heen te spreiden. Doch zodra u het goede wilt doen, treedt het kwade als onafscheidelijk metgezel naast u. Uw goedheid heeft negatieve gevolgen of het aanvankelijk positieve resultaat kristalliseert. Als de mens, tegen alle natuurwetmatigheid in, de goedheid toch wil realiseren en zijn goedheid verkeerdelijk ´liefde´ noemt, dan accentueert hij alleen maar de verschillen tussen licht en duisternis. En worden de smarten van de mensheid onmetelijk vergroot. Want de wet der natuur vervult zich en de liefde, die de mens wil vastgrijpen en bestendigen, keert om in haar tegendeel, de haat.

Wat heeft de menselijke beschaving gebracht? Goedheid? Niemand is goed, niet één! Uw signatuur is die van de natuurgeboren goedheid. De grote vergissing van de natuurgeboren mens is, dat hij meent dat zijn grote gaven van hoofd en hart voor gebruik gereed zijnde vermogens zijn en dat hij door inzet daarvan zegen, kennis, wijsheid en progressie om zich heen kan spreiden. Dat hij alzo Gnosis en mensheid zal kunnen dienen. Zo heeft de menselijke goedheid, hoe goed dan ook, diepe groeven in de ziel gekerfd en veel sporen achter gelaten. Het achterlaten van karmische levenssporen is de voornaamste oorzaak van het geketend blijven aan het wiel van geboorte en dood.

U dient de waan van de vervolmaking van uw ik weg te rukken. De werkelijke Gnosis kan onmogelijk in goedheids-betoon of leerstellig worden overgedragen. Tsjwang Zi zegt: ´Tao kan niet worden uitgedeeld. Tao uitdelen is de eenheid verbreken´. Tao kan slechts worden ervaren in volkomenheid – of in het geheel niet. In de open ziel, die stil is en zonder beelden, kan het ongedeelde Tao – de Zevengeest – ´neerdalen´.  Geest, ziel en lichaam zijn met elkaar verbonden;  de microkosmos en de persoonlijkheid worden tot een eenheid. Een mens die met het Onbeweeglijk Koninkrijk in binding treedt en zich geheel aan het beweeg der tegengestelden onttrokken heeft, gaat goed in gnostiek magische zin. Alle reden en oorzaak tot karma zijn door hem opgeheven. Daarom zegt Lao Zi: Hij die goed gaat, laat geen sporen achter.

Hij, die goed spreekt, goed telt, goed sluit, goed bindt
Wat een narigheid kan het onjuiste spreken veroorzaken, welk een nasleep kan een verkeerd gesproken woord hebben, ook als dat woord ´goed bedoeld´ is! Doch hij die de wegen gaat van de Gnosis, zal onveranderlijk goed spreken en geen reden geven tot blaam. Hij heeft geen hulpmiddelen, geen grendels, geen sleutels nodig. Hij zal steeds de juiste maatregelen en de juiste besluiten nemen. Hij zal open maken wat voor heel de heilige arbeid van het grootste nut zal zijn en hij zal alles binden en toesluiten wat het ene grote doel zou kunnen of willen bedreigen.
Wie waarlijk goed spreekt, heeft de sleutel van de gnostieke magie in de hand. Dacht u dat er dan nog urenlang gesproken zou moeten worden om door te kunnen dringen tot juist begrip, juiste maatregelen en juiste besluiten? Dit alles zou er ´zijn´ op het moment dat de gedachten zich zouden richten op een bepaalde noodzaak.

De Wijze munt altijd uit in het helpen van mensen, door dubbel verlicht zijn
De Wijze is de mens die, over de grens van de tijd-ruimtelijke orde heengaand, het nieuwe levensveld betreedt en deel gekregen heeft aan de nieuwe hemel-aarde. In die toestand-van-zijn wordt het nieuwe denkvermogen geboren, op basis van de levende zielenstaat. Deze zielenstaat is een wonderlijk bezit. De ziel is de geordende concentratie van de gnostieke lichtkracht, van de astrale substantie van de werkelijke levensstaat. Deze lichtkrachten gaan binnen in het persoonlijkheidsstelsel, concentreren zich in het etherisch dubbel en verlichten de donkerte van de levensnacht. Het is de ziel die het ganse leven leidt, met het licht der liefde en de vuurkracht van de allesomvattende heiligende, genezende geest. Dat noemden de ouden dubbel verlicht zijn. Eerst dan zal de Wijze met recht op de aarde kunnen werken ten dienste van wereld en mensheid.

Hij heeft de Al-Wijsheid verkregen
Een bevrijd schepsel heeft, zonder uitzondering, een taak te vervullen jegens alle nog niet bevrijden. De Wijze kan zich overal bewegen, zonder zich met het een en ander te associëren en schade te bekomen. Hij is voor de wereld en mensheid van grootste betekenis door de lichtkracht die van hem uitgaat. De invloeden vanuit het Onbeweeglijk Koninkrijk worden, als zij vanwege hun astrale vibratie de mensheid niet meer op directe wijze kunnen bereiken, door middel van de Wijzen tot allen gevoerd.

Bron: hoofdstuk 27 van De Chinese Gnosis van J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri