De bouwmeester Hiram Abiff incarneerde volgens Rudolf Steiner in de ingewijden Lazarus-Johannes en Christiaan Rozenkruis

Door modern wetenschappelijk onderzoek is een bijzondere relatie van de rijke jongeling tot Lazarus te leggen. In 1956 is in het Katharina-klooster in de Sinaï-woestijn een fragment gevonden van een geheim evangelie van Marcus. Hiëronymus had er al in de 4e eeuw op gewezen dat er twee evangeliën van Marcus in omloop zijn geweest. Eén voor het naar buiten brengen van de leer en één voor mensen die willen mediteren.

In het fragment van dit laatste geheime evangelie wordt een directe verbinding gelegd tussen de rijke jongeling en Lazarus. De rijke jongeling is Lazarus. Deze jongeling kan alleen tot het koninkrijk van God komen, als hij door het oog van een naald zou kunnen gaan en al zijn rijkdommen zou kunnen prijsgeven.

Wat is dat voor rijkdom die opgegeven moet worden? Dat zijn behalve de gehechtheid aan fysieke rijkdom ook de talenten. Als je de persoonlijke vereenzelviging daarmee kunt opgeven, kom je tot het nulpunt waarin je de werkelijke liefde van Christus kunt opnemen. Dan zullen die talenten tot een geheel nieuwe bloei kunnen komen en met liefde doortrokken worden.

Rudolf Steiner (fakkeldrager van het Rozenkruis 16) beschrijft dat Lazarus in een vorig leven Hiram Abiff was, de bouwmeester van de tempel van Salomo (Koningen 1:5-7). Salomo had grote wijsheid, maar hij was geen bouwmeester. Dat was Hiram Abiff, als representant van de koninklijke kunst, wel. Ook in de vrijmetselarij wordt de volgende tempellegende steeds naar voren gebracht:

Tijdens de bouw van de tempel komt de koningin van Saba naar Salomo om hem geschenken te geven. Er ontstaat vriendschap tussen haar en Salomo. Uiteindelijk wordt zij verliefd op Hiram Abiff. Dit maakt Salomo jaloers, zodat hij toeliet dat het werk van Hiram Abiff tegengewerkt wordt. Hiram Abiff treedt uit zijn lichaam, doordat hij de ‘bronzen zee’ niet in de zuilen van Boas en Jachim kan uitgieten en hij ontmoet onder de aarde Tubal Kaïn, die hem het meesterwoord en de gouden driehoek geeft.

Hiram Abiff staat als het ware in de kaïnitische generatiereeks die door kunst, wetenschap en ambacht de aarde wil omvormen. Kaïn bebouwde de aarde en vormde die om, terwijl Henoch een maker van muziekinstrumenten was. Salomo staat in de abelitische generatiereeks die de hemel zoekt in de kracht van de religie en van daaruit de herdersfunctie voor de gemeente wil vervullen.

Abel was een herder en Enos een priester. Deze zijn de mannelijke stroming van de scheppende kunst en de vrouwelijke stroming van de religie. Van Zarathoestra zou je kunnen zeggen dat hij tot de eerste stroming behoort en Boeddha tot de tweede.

Zoals Christus deze beide stromingen in zich verenigd en tot een synthese heeft gebracht, zo moeten in de toekomst deze cultureel-historische stromingen ook nog tot een synthese worden gebracht. Tegenwoordig staan deze mannelijke en vrouwelijke stroming in de vrijmetselarij en jezuïtisme nog vaak contrair tegenover elkaar. Dit gebeurt ook in de wereldpolitiek. Niets heeft een grotere machtsstrijd dan het mannelijke en het vrouwelijke tegenover elkaar staan.

Ik denk dat in het esoterisch christendom al gezocht is naar de toekomstige synthese van de mannelijke en de vrouwelijke stroming. Het manicheïsme is een abelitische stroming met een streven naar innerlijke reinheid en religieuze verbinding met de Christus. Tegelijkertijd werd vanuit deze abelitische gezindheid het streven ontwikkeld om je gevoelsmatig en met liefde met de wereld en zelfs met het boze te verbinden, zodat de geest die in de natuur verbannen is, verlost kon worden.

Jesus Patibilis of de lijdende wereldziel kon geschouwd worden, zoals ook uiteindelijk in de ontwikkeling in het hart tot het vergeestelijkte denken Christus geschouwd kan worden. Dit streven om niet bij het geloof te blijven, maar door middel van het schouwen in de geest tot onderzoek te komen naar de wereld van de geest, om tot geesteswetenschap te komen, is een kaïnitische gesteldheid vanuit een abelitische gezindheid.

Dat is de eerste brug om vanuit de Christusimpuls de broederstrijd tussen Kaïn en Abel innerlijk en uiterlijk te overwinnen. Het is echter bekend hoezeer het katholicisme – dat op zichzelf een belangrijke functie voor de geloofskracht in de mens heeft – als eenzijdig abelitisme in de vorm van een jezuïtisme avant la lettre, het manicheïsme en later het katharisme en bogomilisme met alle macht bestreden heeft.

Een tweede brug is geslagen vanuit het omgekeerde perspectief door de stroming van de rozenkruisers, die de christelijke voortzetting is van de kaïnitische stroming van Hiram Abiff. In het esoterisch christendom van de rozenkruisers van de 17e eeuw leeft de wil om in de alchemie de materie te vergeestelijken.

Het metamorfoseren van de materie, het vrijmaken of verlossen van de geest uit de materie en het tot opstanding brengen van het denken tot een geestelijk schouwen, is de kaïnitische houding pur sang. De rozenkruisers zochten echter de ware alchemie: dat is de transformatie van de Oude Adam in de Nieuwe Adam in de mens. Door middel van een meditatieve houding bij het verrichten van alchemische proeven, werd de ziel van de mens getransformeerd en de geest met de macrokosmos verbonden.

Dat ging bijvoorbeeld op de volgende wijze: door waar te nemen hoe een zoutoplossing verdampt tot het moment dat het zout uitkristalliseert, kon in de ziel het beleven ontstaan van de zuiverheid van het goddelijke denken als voorbeeld voor het eigen denken. Door het mercurale oplossen van suiker in warm water kon in de ziel het beleven ontstaan van goddelijke liefde als voorbeeld voor de eigen gevoelshouding naar de wereld.

Door het zwavelproces in ontbranding zichtbaar te maken, kon in de ziel een beleving ontstaan van goddelijke liefde als voorbeeld voor de hoogste christelijke wilsontwikkeling van de mens. Tegelijkertijd werd deze koninklijke kunst van de ware alchemie in de cultuur ingezet om mensen te genezen.

Door een kaïnitische gesteldheid werd een abelitische gezindheid of religieuze reinheid om met Christus verenigd te zijn bewerkstelligd. Zo denk ik dat de stroming van het Rozenkruis het streven was om de broederstrijd van Kaïn en Abel in mens en cultuur te overwinnen.

Ook de stroming van het Rozenkruis, die werkte op de golfstroom van de reformatie, is bestreden, bijvoorbeeld door het katholicisme in de dertigjarige oorlog. Deze stroming werd geadopteerd in de stroming van de vrijmetselaars, maar verloor daarin de rein abelitische verhouding tot de Christus.

Het feit dat de koningin van Saba (Zuid-Jemen of het Damcar waar later Christiaan Rozenkruis aan het einde van de 15e eeuw kwam) voor de onderzoekende en scheppende geest van Hiram Abiff kiest en niet voor de afgeronde wijsheid van Salomo, betekent symbolisch gezien dat de mensheidsziel er steeds sterker toe neigde om niet alleen in een paradijselijke wijsheid te leven, als in een hoger Maanbewustzijn, maar om werkelijk door de aardekrachten heen te gaan, met het gevaar van het materialisme, om zo de aarde te kunnen vergeestelijken en om te vormen. Dit vraagt de sterkste geestkracht vanuit het hogere Zonnebewustzijn.

Volgens Rudolf Steiner incarneert Hiram Abiff als Lazarus die door Christus uit de dood tot opstanding wordt gebracht. Van groot belang is te noemen dat Lazarus volgens het onderzoek van Rudolf Steiner precies dezelfde individualiteit is als Johannes de Evangelist.

Zoals de jongeling van Naïn de door Christus tot inwijding gebrachte leraar van het esoterisch christendom van onze vijfde cultuurperiode is, is Lazarus-Johannes de door Christus Jezus tot inwijding gebrachte individualiteit die in de zesde cultuurperiode, die in het vijfde millennium (3573-5733) in Rusland zal plaatsvinden, de leidinggevende leraar van het esoterische christendom zal zijn.

De zesde cultuurperiode is een herhaling op een hoger niveau van de tweede cultuurperiode (5067-2907 voor Christus). Het is de door de Christusimpuls van de vierde cultuurperiode gespiegelde tweede Perzische cultuurperiode, toen Zarathoestra de zonnewijsheid inaugureerde om de hele kosmos en de ziel van de mens te begrijpen als de polariteit van licht en donker.

In de zesde cultuurperiode is het op een versterkte wijze van belang dat het Hoger Ik of het geestzelf in de mensheid tot bloei kan worden gebracht. Dit is de geïndividualiseerde goddelijke wijsheid die de ziel volledig transformeren kan tot het de duisternis overwinnende Licht van het zelfinzicht.

Door deze wijsheidsontwikkeling kan dan in deze cultuurperiode nog een diepere verwerkelijking plaatsvinden, waar ook Mani mee verbonden blijft: de vorming van de liefdekrachten in het vormkrachten of levenslichaam. Want alleen de liefde is het licht dat de duisternis van de onbewuste begeerten volledig kan omvormen.

De mensheid zal dan door de verzoekingen moeten gaan, door het leed dat loutering brengt. Want deze loutering geeft de integriteit en onzelfzuchtigheid van de liefde. De hele samenleving te doorchristelijken tot in alle sociale verbanden, is de opgave van de zesde cultuurperiode.

Lazarus-Johannes die de Apocalyps heeft geschreven, zal dan de grote leraar zijn van deze transformatie van de ziel en de cultuur tot een levende wijsheid of de Sophia brengen, zoals Vladimit Solovjov (1853-1900) over de toekomstige Russische samenleving zei.

We hebben gesproken over het manicheïsme dat vanuit de abelitische stroming een brug slaat naar de kaïnitische stroming en het Rozenkruis dat omgekeerd vanuit de kaïnitische stroming een brug slaat naar de abelitische stroming.

De stroming van het Rozenkruis als de verchristelijkte kaïnitische stroming, staat in een hele intieme verhouding tot het johanneïsch christendom. Want volgens Rudolf Steiner is de Lazarus-Johannes in een volgend leven niemand anders dan Christiaan Rozenkruis (meester R) de stichter van de Rozenkruisers Broederschap, die van 1378 tot 1484 geleefd heeft en dus de leeftijd van 106 jaar heeft bereikt.

Volgens de Fama Fraternitatis Rosae Crucis van (voornamelijk) Johann Valentin Andreae (fakkeldrager van het Rozenkruis 8), geschreven in 1614, had Christian Rosenkreutz een reis gemaakt naar Damcar of Zuid-Jemen en Fez in Marokko en had daar esoterische kennis verkregen van Arabische wijzen in de vorm van de zeven vrije kunsten, met een nadruk op musica (of alchemia), geneeskunst en astronomia, die ook daaraan een verdieping vanuit de inwijdingswetenschap konden geven. Hij verbond deze kennis met de kennis van de Barmhartige, Christus Jezus, en bood de geleerden van Europa deze esoterische wijsheid aan.

Christiaan Rozenkruis heeft feitelijk Arabische wijsheid verchristelijkt, hoewel zowel de Paus als Mohammed in de Fama worden afgewezen. Dat een dergelijk huwelijk tussen de culturen in het esoterisch christendom plaatsvond, is juist nu in onze multiculturele samenleving van belang te noemen.

Dit was op een andere wijze al eerder gebeurd doordat Kyot, de zegsman van Wolfram van Eschenbach die de Parzival schreef, van de Arabische Flegetanis over de sterrenwijshied en de graal gehoord had.

Ook wordt van Parzival verteld dat, vlak voor het moment dat hij graalkoning wordt, hij in ontmoeting komt met zijn halfbroer Feirifiz, die uit het islamitische cultuurgebied kwam. Feirifiz nam de Christus aan toen hij huwde met Response de Schoye, de draagster van de graal. Tegelijkertijd wordt hiermee op een andere wijze aangegeven dat de wijsheid en de kracht uit dit gebied wordt geïntegreerd met het graalchristendom.

Bron: ‘Wie denken de mensen dat Ik Ben? Christologie van de liefde’, Roland van Vliet

LEES OVER DE BOVENSTAANDE VIJF BOEKEN VAN RUDOLF STEINER