Paradijsmythe: we zijn ons niet meer bewust van de aanwezigheid van de Heilige en de volheid van de schepping door de zondeval

In het eerste hoofdstuk van Genesis wordt ons verteld dat de Heilige door middel van het woord het gehele universum in zes stadia, zes fasen of zes dagen schiep. alles wat geschapen is, is een manifestatie van het Woord van de Heilige; alles is een theofanie, een verschijnings- en uitdrukkingsvorm van de Heilige.

Op de zevende dag, aldus deze mythe, rustte de Heilige. In Genesis 2 lezen we vervolgens wat er op die rustdag gebeurde. We lezen daar dat Adam in het paradijs woonde en dat hij een belangrijke taak moest vervullen gedurende de periode dat de Heilige rustte.

Rusten betekent dat de Heilige zich enigszins uit de schepping terugtrekt. Als dat niet zou gebeuren, zou Haar/Zijn aanwezigheid zo overweldigend voor Adam zijn dat er voor hem geen ruimte blijft om als spiegel te fungeren.

Adam is de spiegel waarin de schepping zich weerspiegelt. Dat is zijn taak. De Heilige trekt zich terug. Hij heeft een oneindige volheid geschapen. Fragmenten daarvan kunnen zich in Adam weerspiegelen, dat wil zeggen zij kunnen zich via hem openbaren: Adam gaat nu de schepselen namen geven.

In de taal van de Bijbel betekent namen geven dat deze schepselen essentiële betekenissen en kenmerken mogen tonen, waardoor ze een specifieke betekenis voor de schepping krijgen.

Het was Adams taak om in het Paradijs, in de ruimte die hij was, facetten van de oneindige schepping tot manifestatie te brengen. Maar er ging iets fout.  Adam had ontvankelijk als een spiegel moeten blijven, maar te midden van de volheid van de schepping werd zijn aandacht onweerstaanbaar aangetrokken door één object: de boom van kennis tussen goed en kwaad.

Zijn verlangen was oorspronkelijk gericht op de  Heilige en tegelijkertijd op de alomvattendheid van de schepping. Helaas begon zijn verlangen zich allengs meer en meer te verengen tot één enkel element uit die schepping.

Zijn fascinatie voor de boom werd zo groot dat hij geen aandacht meer had voor de Heilige en de rest van de schepping. En zo werd zijn ruimte steeds kleiner. Totdat de boom niet langer centraal stond, maar slechts nog één enkel deel ervan: de appel die Eva hem aanreikte.

Dat was de zondeval. Adam was geen spiegel van de schepping meer, geen brug tussen de Schepper en de schepping. Hij werd gefascineerd door een object dat zich buiten hem bevond; de appel die hem kennis – en daarmee macht – over de schepping zou geven. Hij was geen ruimte meer waarin deze appel zich in al zijn volheid kon tonen. Nee, de appel werd gereduceerd tot één specifieke functie: macht.

Brug zijn tussen hemel en aarde betekent dat we de hemelen en de aarde omvatten, dat wil zeggen de verticale en de horizontale dimensie. We behoren op het kruispunt van deze beide dimensies te verblijven.

Zodra wij geen Ruimte meer zijn, leven we niet meer in dat kruispunt, dit wil zeggen, in de mundus imaginalis, en hebben we het paradijs verlaten. Dan worden we met een schok wakker en ontdekken we dat we naakt zijn, dat we enkel nog aan de periferie van de schepping kunnen leven, te midden van inspanningen, angsten en pijnen.

Door deze zondeval zijn we ons niet langer bewust van de aanwezigheid van de Heilige en de volheid van de schepping. We zijn zelf tot een object te midden van andere objecten, in plaats van de Ruimte waarin objecten onthuld kunnen worden.

Ons probleem is dat we eerst moeten beseffen dat we niet zelf zo’n object zijn. Pas dan kunnen we weer Ruimte zijn, een spiegel waarin de schepselen – die nu allemaal ook niets anders dan objecten zijn geworden – zich kunnen tonen. Pas dan kunnen ook zij weer worden, zoals ze in potentie zijn.

De wereld van de ziel Daniël van Egmond worden zoals ze in potentie zijn 600Door deze val weten we niet wie of wat we zijn. Dat maakt ons angstig en deze angst maakt het nog moeilijker om ooit weer Ruimte te zijn. We voelen ons vertrouwd als object te midden van andere objecten; daaraan ontlenen we onze fragiele zekerheid. Dat is, volgens het verhaal van de Bijbel, de situatie waarin wij nu leven.

Na deze zondeval volgt een proces van toenemende bewustzijnsvernauwing, totdat Mozes en zijn volk ernaar verlangen om terug te keren naar het beloofde land – naar het paradijs – en Egypte verlaten. De Bijbel, maar ook andere heilige geschriften, staat vol met aanwijzingen hoe ieder van ons deze reis kan volbrengen.

Bron: De wereld van de ziel van Daniël van Egmond