De tempelreiniging, symbolisch verhaal over de grote schoonmaak in jezelf. Toelichting van Z.W. Leene uit ‘De vuurgloed van de ontstijging’

Laten we ditmaal eens onze aandacht wijden aan het verhaal van de tempelreiniging, dat verhaal waarin de Christus, volgens de orthodoxe uitlegging van dit gedeelte van het Johannes Evangelie, een zweep neemt en daarmee een aantal mensen in de tempel in Jeruzalem uitjaagt (Johannes 2:13-21).

Veel mensen halen bij voorkeur deze episode uit de bijbel aan om de eigen actie, of die nu gevoerd wordt met alle scherpheid van de pen, of met het grovere middel van vuist of wapen, te rechtvaardigen en het knagend ‘geweten’ in slaap te sussen. Zij forceren zich tot een denkbeeld van ‘heilige verontwaardiging’ en zo raakt door deze hartstocht het ego, de goddelijke geest in de microkosmos, de controle over het organisme kwijt en is de mens een willoos werktuig van een heel andere energie.

Het zal ieder duidelijk zijn, dat toorn en drift met hun fatale gevolgen en alle acties van de mens die in dezelfde rubriek thuishoren, nauwelijks heilig kunnen worden genoemd. Ook niet van de Christus. Ziedaar, de meester Christus, die zich zo opwindt tot verontwaardiging dat hij ‘een gesel van touwen’ neemt, en daarmee volstrekt onschuldigen op een minderwaardige wijze de tempel uitbant.

En ziedaar, de schitterende zonnegeest Christus, de tot de mens ingegane God, die zowel in esoterisch opzicht als in werkelijkheid een buitengewoon en onherstelbaar kwaad sticht. Ziedaar de Christus – op wiens bevel wij de meest volmaakte zelfbeheersing nastreven om in alle uren van ons bestaan, in alle moeilijke ogenblikken, absoluut in evenwicht te blijven – zichzelf vergeten door een stel arme drommels met een zweep over het gelaat te striemen. Ziedaar, hoe ons verheven voorbeeld faalt, hopeloos faalt, waar hij ons tot voorbeeld moest zijn.

tempelreiniging door Jezus in Jeruzalem William Hole

Heeft u daar wel eens bij stilgestaan? Zo ja, dan zult u met ons tot de ontdekking zijn gekomen, hoe hopeloos fout en verknoeid de orthodoxe uitleg moet zijn, die ons een dergelijke Christus voorhoudt. Vatten wij evenwel deze historie in de lijn van de esoterie, dan zien we al snel een heel ander gezichtspunt.

Toorn is een uiting van onze lagere aard. Toorn, woede komt uit de donkerste wolken van onze begeertenatuur. Hevige verontwaardiging is een verstoring die ons bloed verhit, een actie die het ego de macht over het lichaam doet verliezen.

Toorn brengt vaak genoeg haat, onrecht, diefstal, moord. Ook de dusgenaamde ‘heilige toorn’, met dit verschil dat men dan een en ander uitleeft met de naam van God op de lippen. En een toornend God is niets anders dan een rasgeest, die de mens aanspoort tot broedermoord, uit zucht tot zelfhandhaving.

Een woedend mens creëert scherpgepunte gedachtevormen, die wonden en verminken, die blijven bestaan en tenslotte bij de uitzender terugkeren. Toorn, met alle acties daaraan verbonden, geeft voedsel aan tal van laags, dat uw huis verontrust en daar een onaangename sfeer veroorzaakt. Woede doet ‘de wachter op de drempel‘ groeien.

Denken wij nu aan het sociale onrecht dat de Christus zou hebben begaan. Daar zitten die paupers in de tempel, slachtoffers van hun maatschappelijke orde, op de religie parasiterend, omdat ze hun stukje brood moeten verdienen, voor zichzelf en hun gezin. Die arme zielen weten niet anders, ze hebben het andere niet geleerd.

En de schuldigen, de ware veroorzakers van deze onwaardige handel? Ze zitten in hun paleizen, in hun met goud en teksten bestikte gewaden – de farizeeën. Zij hebben de situatie veroorzaakt, maar de Christus weet het niet.

En stelt u zich tenslotte een dergelijke gebeurtenis voor. Vernietiging en schade aan eigendom. Pijn, vloeken, razen, tieren en daartussen een ranselende mens met hunnenkrachten en suizende zweepslagen, vervaarlijk in zijn toorn, een oermens. Kies nu tussen zulk een Christus of die welke het esoterisch christendom u ontsluiert.

Het is treffend, dat deze aangelegenheid in het Johannes Evangelie onmiddellijk volgt op de bruiloft te Kana. Was deze bruiloft te zien als een magistrale opening van de nieuwe religie, een uiteenzetting aan medearbeiders van de grondslagen waarop de pijlers van het nieuwe verbond berusten, hier bij de tempelreiniging is het de demonstratie van de daad. Hier wordt bedoeld de tempel van ons diepste innerlijk.

In ons allen woont het goddelijke, God in de mens. Latent binnen in ons gloort de goddelijke vonk. En willen we wat bereiken, willen we het doel van het leven begrijpen, dan moeten we een gesel van touwen nemen en al het lagere dat ons beheerst eruit bannen. Dan moeten wij onze dierlijke aard aangrijpen, alle ossen, schapen, runderen en duiven uit de menselijke tempel drijven, omdat God er woont.

Dan verwensen wij de dag waarop we onszelf maakten tot een huis van koophandel, en onze krachten en vermogens gingen gebruiken voor heel andere doeleinden. Willen wij werkelijk de Christus dienen met de daad, dan roepen wij met de Christus, en nu tegen onszelf: ‘Neem deze dingen weg van hier.’

De consequenties van deze historie zijn velerlei. Allereerst geeft ze ons het bewijs dat de mens in staat is in werkelijkheid de tempel te reinigen en dat dus de term ‘in zonde ontvangen en geboren, de verdoemenis deelachtig, niet in staat tot enig goed’ misdadige nonsens is.

Het werkelijke christendom geeft u de methodes om de innerlijke tempel te reinigen. Het leert ons, dat indien we de tempel afbreken, we hem na drie dagen weer zullen kunnen opbouwen. Hier hebben we de sleutel. Drie is het getal van Jupiter.

Met behulp van de impuls van Jupiter kan de tempel weer worden opgebouwd: het altruïsme dus, de werkelijke naastenliefde, het zelfvergetend dienstig zijn voor anderen. Zelfopoffering, zelfbeheersing, zuiverheid naar lichaam en ziel, het nalaten van het gebruik van grof en dierlijk voedsel, het negeren van bedwelmende dranken. Dat zijn de delen van die striemende gesel.

Zo bouwen we de tempel, zo reinigen we haar. En in vervoering van alle schoonheid van kunst en wetenschap, van filosofie en mystiek, die ons het wezen van de God in ons ontsluieren, voorvoelen wij het hoge doel van ons bestaan. En tenslotte mag blijken, dat het christendom wel degelijk leert een volstrekte lijdzaamheid naar de lagere aard. Deze lijdelijkheid is echter geen lafheid, integendeel. Het is het machtigste wapen van de geestelijke of mentale actie. Het is de geweldigste kracht die de wereld kent.

Bron: De vuurgloed van de ontstijging van Z.W. Leene