Brahma’s offer: scheppen is beperken en offering maakt herstel mogelijk – voordracht van René Stevelink

BESTEL BRAHMA-VISHNOE-SHIVA – DE HERSCHEPPING VAN DE MENS


De beroemde scheppingsmythe uit de Rig Veda meldt over de voor-tijd:

“Er was noch Zijn noch Niet-zijn in die stond,
Er was geen luchtruim en geen hemel boven.
Wat roerde zich? En waar? Onder wiens opzicht?
Bestond er water en het afgrondelijk diep?
Er was geen dood en geen onsterfelijkheid.
Er was geen wisseling van dag en nacht.
Slechts ademde ademloos daar door zichzelf
Het Ene, en daarbuiten was niets anders.”

Hoe ging het verder? Prajapati, Heer van het Universum, mediteerde, en terwijl hij mediteerde verscheen er een zaadje in zijn navel. Hieruit ontsproot een lotusboom en al groeiend werd die in licht gebaad. Uit deze lotus en uit het licht werd Brahma geboren.

Het licht verspreidde zich in de kosmos, samen met Brahma die zich ermee vermengde, zodat Brahma de essentie van alle dingen werd en van de macht die in alle dingen besloten lag. Brahma werd ook de essentie van tijd: één enkele dag uit zijn leven duurt 4.32 miljard mensenjaren.

Dat is nog niet alles: iedere dag opent en sluit Brahma 1000 maal zijn ogen: bij het openen ontstaat een heel universum dat bij het sluiten verdwijnt.

Zowel de Rig Veda als de Brahmanda Purana beschrijven het universum als een kosmisch ei dat zich uitdijt en weer ineenkrimpt – zich steeds oneindig cyclisch herhalend –  het woord eeuwigheid heeft bij de oosterlingen een totaal andere betekenis dan bij ons en staat gewoonlijk voor de 100 jaren of de eeuw van Brahma

De duur van een Maha Kalpa of eeuw van Brahma bedraagt 311 triljoen 40 miljard jaren ofwel 311 met 12 nullen – nog even ter zijde voor de 2012 fatalisten: we leven nu in het Kali tijdperk dat 17 februari 3012 v. Chr. begon met de openbaring van Krishna, en deze zal nog zal duren tot het jaar 428.820 n. Chr.!

Een ander scheppingsverhaal – er zijn overigens veel scheppingsverhalen overgeleverd en veel is een bijvoeglijk naamwoord dat zeer toepasselijk is op India (veel mensen – 1.2 miljard, veelkleurig, veelsoortige Hindoe- godsdienst etc. etc.).

De essentie van het lichaam van Prajapati bestond uit drie lichtende klinkers. Door deze te ‘offeren’, dat wil zeggen door ze uit te spreken, ontstond het heelal. De combinatie van licht en geluid wordt in vele scheppingsmythen beschouwd als de oerbron van de schepping.

In een andere scheppingsmythe was het heelal aanvankelijk gehuld in duisternis (chaos – ongeordend). Toen ontstond er uit een zaadje op de oerzee een schitterend, glanzend ei. Volgens de heilige wetten van Manu, “verbleef de gezegende een heel jaar in dit ei, waarna hij enkel door zijn denkkracht, het ei in tweeën deelde.”

Van de beide helften schiep hij de hemel, de hemelse sfeer, en de aarde, de materiële sfeer. Tussen de beide helften plaatste hij de lucht, de acht kardinale punten en de eeuwige verblijven van de wateren. “Uit zichzelf nam hij de Geest, die het zijn en het niet-zijn in zich droeg, en uit de Geest nam hij het zelfgevoel dat zich bewust is van de eigen persoonlijkheid en dat meester is.”

Uiteindelijk kwam uit het ei de god Brahma tevoorschijn, die zichzelf opdeelde – offerde –  in een man en een vrouw. Deze beide wezens brachten na verloop van tijd de rest van de schepping voort.

In een andere versie van deze mythe kwam Brahma uit het ei als het oerwezen Purusha. Dit wezen had 1000 dijbenen, 1000 voeten, 1000 armen, 1000 ogen, 1000 gezichten en 1000 hoofden. Om het heelal te laten ontstaan bracht Purusha – Brahma zichzelf ten offer. Uit zijn mond kwamen de goden en de kaste der brahmanen, uit zijn oksels de seizoenen, uit zijn voeten de aarde en uit zijn ogen de zon….

De scheppende geest van Brahma is verheven boven tijd en ruimte. Dit beduidt een macht maar ook een onmacht… Trouwens, er is geen macht zonder daarbij horende onmacht. Zo beduidt almacht de allerhoogste macht tevens ook de aller-geringste macht! Want, almacht is het vermogen, de vrijheid, om alles te kunnen doen wat de geest wil, echter het is gemakkelijk in te zien dat het vermogen om alles te kunnen doen het onvermogen in zich houdt iets te kunnen doen.

Almacht is potentialiteit, doch deze potentialiteit blijft machteloos wanneer de geest zich niet beperkt, wanneer hij zijn almacht niet offert ten behoeve van een bepaald doel! Dit is het wezen van alle schepping: de beperking!

Terecht zegt daarom het brahmanisme dat de allereerste scheppingsdaad van Brahma een offer was en zeer diepzinnig gold voor de brahmaan het offer als de meest goddelijke daad.

Het woord offer, even terzijde, is afgeleid van het Latijnse offerre wat aanbieden betekent (denk ook aan ons woord offerte). Het wordt meestal gezien als een geschenk aan een god of godin met als doel te bedanken, een goede gezondheid te vragen, reiniging of hulp te verkrijgen of vergiffenis te vragen etc. Het achterliggende principe wordt wel aangeduid met de Latijnse woorden do ut des: “ik geef opdat u iets terug geeft”.

We herhalen nog even: de allereerste scheppingsdaad van Brahma betrof een offer en zeer diepzinnig is het offer een uiting van de meest goddelijke daad. Hoe kunnen wij dat nu spiritueel zien? Wat is het belang van het offer van de mens van nu?

Een voorbeeld kan alles verduidelijken. Als mens bezit ik het vermogen alles te kunnen worden wat ik wil: kunstenaar, dichter, ingenieur, dokter, journalist, timmerman of wat dan ook. Ik bevind mij in een zekere staat van almacht. Althans, zolang ik geen keuze doe.

Ik kan alles worden, maar ik kan niets doen. Zou ik iets werkelijks tot stand willen brengen, dan moet ik kiezen. Ik kan eenvoudig weg niet alles tegelijk doen! Dit moeilijk kunnen kiezen is voor de jonge mens van nu vaak een groot probleem en wordt wel keuze stress genoemd.

Ik kies daarom een vak, bijvoorbeeld dokter. Dit betekent tevens een grote beperking, want daarmee sluit ik alle andere mogelijkheden uit. Met dit offer moet ik beginnen, wil ik ooit iets bereiken.

Maar mijn beperking gaat verder. Ik kan homeopatisch arts, natuurarts, internist, cardioloog, neuroloog, longarts, huisarts etc., etc., worden. Er zijn zeker 20 specialisaties met daarbinnen weer superspecialisaties of subspecialisaties bv. kindercardioloog, interventiecardioloog, hartritmespecialist etc.

Ik moet weer kiezen, want ik kan niet alles tegelijk zijn, wil ik geen oneindig lange tijd nodig hebben om iets te bereiken.  Een ander voorbeeld om het u nog duidelijker te maken: stel ik had gekozen werktuigkundige te worden. Dan moet ik kiezen wat voor één. Ik kan in de zware machinebouw gaan, of in de vliegtuigtechniek, in de windmolentechniek etc.

Steeds doe ik een keuze en ieder keuze is een offer. Ten slotte heb ik mij geheel gebonden aan een bepaald bouwstuk. Ik construeer een motor, die ik gekozen heb uit alle mogelijke motoren, een motor met zoveel cilinders, zoveel omwentelingen, enz.

Van mijn oorspronkelijke almacht is niets overgebleven. Ik ben volkomen verzonken in de materie, ik heb mij steeds verder beperkt, maar nu ontvang ik het loon voor al deze opofferingen: er komt een werkelijke, tastbare, zichtbare schepping tot stand!

Na verloop van enige tijd staat daar de motor te draaien en beantwoordt aan het doel dat ik gesteld heb. Van al de oneindig vele dingen die ik had kunnen doen in de aanvang, heb ik er maar één verwerkelijkt – één van de oneindig velen, maar dat is dan ook een tastbare realiteit geworden.

Aldus moet ook de Schepper zich beperken, wanneer hij tot scheppen overgaat.
Prajapati vangt aan met meditatie zoals in de Indische scheppingsverhalen. Hij vangt aan met een bepaalde abstracte Idee aan het heelal ten grondslag te leggen.

Deze Idee is het levensbloed van de kosmos die zich daaruit ontwikkelt. Deze Idee bevat in zich alle krachten en geestelijke waarden, welke in de schepping tot openbaring zullen komen.
De Schepper is de Geest, de Kosmische Intelligentie. Intelligentie niet gezien als  verstandelijk vermogen maar het vermogen Ideeën voort te brengen, gedachten, denkbeelden. Dit is het wezenlijke van het scheppend vermogen: denken.

Wanneer een componist componeert, dan schept hij een gedachtevorm, die straks in klank substantie zal krijgen. Een architect schept eveneens een gedachtevorm, die in steen, glas en hout gestalte krijgt. Dit goddelijke denkvermogen wordt genoemd de Logos, het Woord. Johannes zegt van Hem dat door Hem alle dingen gemaakt zijn en dat deze Logos het Licht en Het Leven is in alle dingen.

Hoe brengt de Logos een gedachtevorm voort? Het antwoord hierop luidt: de schepper brengt iedere gedachtevorm voort als een zaad.

Prajapati, Heer van het Universum, mediteerde, en terwijl hij mediteerde verscheen er een zaadje in zijn navel. Hieruit ontsproot een lotusboom en al groeiend werd die in licht gebaad. Uit deze lotus en uit het licht werd Brahma geboren. Het licht verspreidde zich in de kosmos, samen met Brahma die zich ermee vermengde, zodat Brahma de essentie van alle dingen werd en van de macht die in alle dingen besloten lag.

Iedere vorm groeit uit een zaad, uit een als we het zo mogen zeggen kiemdenkbeeld. Een zaad is een abstracte onstoffelijke vorm die nog geen gestalte heeft, geen afmetingen, geen grootte, geen gewicht en geen kleur. Het zaad is louter Idee.  Het is een kracht. En in dit Idee, in dit vormeloze krachtmiddelpunt ligt de ganse vorm besloten.

Waarom schept de Heer van het Universum de dingen als een zaad? Waarom schept Hij geen zichtbare bomen en dieren, waarom schept hij niet een compleet zonnestelsel? Omdat Hij dit niet kan en wanneer Hij het zou kunnen niet zou willen!

De Heer van het Universum – Prajapati –  God bij ons genaamd, is volstrekt vormloos, tijdloos, ruimteloos. God is Geest. Geest kan geen ruimtelijke dingen voortbrengen, dat kan alleen de ruimte.

De vorm (de Zoon) ontstaat niet uit God, maar uit de aanraking van het Geestveld met het Moederveld, de Matrix, de Oermaterie. Wanneer dus het zaad in de Matrix valt. Zoals de zeven kleuren ontstaan als het witte licht de substantie raakt. De gehele schepping, zoals zij zich aan ons vertoont is niet door God geschapen, maar gegroeid.

God kan in tijd en ruimte niets doen, tenzij door de tijdruimtelijke wezens die wij zijn. Wij zijn de uitvoerders van de Goddelijke Idee, van de Goddelijke Wil, en wanneer wij die taak niet volvoeren (kijk om u heen), kan God niet door een “wonder” het toch voor elkaar brengen.

Dit is de gehele kerngedachte van de komst van de Christus – bij de Indiërs Krishna – op aarde. God is Licht en Waarheid. De mensheid is duisternis en verdwaaldheid. Wil de mensheid gered worden van de ondergang, dan moet God zijn Licht en Waarheid aan de mens openbaar maken. God kan dit echter niet opleggen – tenzij er een mens gevonden wordt die de goddelijke waarheid wil uitspreken, wil uit-leven, wil verwerkelijken.

Is deze mens er niet, dan blijft God zwijgen. Zoals de schepping aanving met een offer, zo ook offert de schepper zich door zijn Zoon te zenden om te redden wat verloren dreigt te gaan. Zijn Zoon, de Christus kracht, die zich van moment tot moment offert aan de gevallen mensheid – zoals de zon zich offert en met zijn zonnestralen leven mogelijk maakt – om ons de kracht en het licht te schenken tot her-schepping, regeneratie of transfiguratie zoals de rozenkruisers dat noemen.

Geen abstracte idee, geen verheven machtwoord, geen “Ik wil, wees gered”, heeft hier dus enig nut. Alleen van onderen op. God doet het niet, ik moet het doen, want ik ben Gods werktuig. Geen wonderlijke redding van bovenaf, geen inwijding van buiten-af, maar intrekken van goddelijke krachten in mij met als aanraakpunt het geestvonkatoom in het hart – door de Indiërs poëtisch het wonderbaarlijke juweel van de lotus genoemd.

Dit goddelijke zaad ligt in elke mens als een principe verborgen en is als het ware slapend, latent, geworden. Dit principe bevat alles – bevat een universum! – bevat het oer-beeld – de weerspiegeling van de oorspronkelijke hemelse mens.

Dit beeld moet weer gaan leven en vibreren zodat tenslotte de oude persoonlijk er in verglijdt en opgaat. Dit proces mogelijk maken is de opdracht van elke gnostiek strevende mens. Hoe vraagt u zich af?

Offeren in gnostieke zin betekent geven! We dienen los te komen van het egocentrische materialistische nemen en te gaan staan in het geven. Dus van centripetaal naar centrifugaal! Van geocentrisch naar heliocentrisch!

Dit houdt in zich een binding, een dagelijkse offering van mij-zelf, een mij beperken tot de taak die God ons stelt. Een totaal nieuwe levenshouding. Het aloude het rozenkruisergezegde gaat hierin volledig op: alles ontvangen, alles prijsgeven (lees offeren) en daardoor alles vernieuwen!

Een jongere scheppingslegende geeft interessant de onmisbare noodzakelijke werking van de Krishna – Christus kracht weer op de schepping maar ook op de herschepping in elke mens:

Toen Maha Vishnoe zich eens neerlegde in de oceaan van oorzaken en zo in diepe meditatie verzonk, ontsproot vanuit zijn navel een stengel met een lotusknop erop. Daaruit werd heer Brahma geboren, die al-zittende en om zich heen kijkend zich afvroeg of hij alleen was.

Hij zag in geen enkele richting glimp noch wimp van enig ander leven. Daarop besloot Brahma langs de lotusstengel naar beneden af te dalen en kon maar niet de oorsprong van die stengel bereiken. Na een tijdje zo te hebben afgedaald bedacht hij dat het genoeg was en wilde wederom opwaarts gaan toen hij plots een stem hoorde roepen “tapa, tapa”. Tapa betekent in het Sanskriet boetedoening. Hierop klom Brahma wederom omhoog.

Eenmaal op de Lotusbloem gezeteld begon Brahma aan zijn lange meditatie van uiteindelijk 290 miljoen jaar. Toen Sri Krishna, die in de Veda’s wordt beschouwd als niet verschillend van Vishnu, van wie het woord tapa afkomstig is, tevreden was over Brahma’s boetedoening speelde Krishna, de Heer van Liefde, op Zijn fluit en bereikte Brahma’s hart.

Door de geluidsvibratie afkomstig van de fluit van Krishna werden alle Vedische conclusies geopenbaard in het hart van Brahma. Hierop wist hij precies hoe hij het universum kon laten manifesteren en er gestalte aan geven

Boete niet in de betekenis van straf na door rood licht rijden of steeds weer geflitst worden op de A10, maar boetedoening van het oud Saksische woord bota. Bota, boete, heeft oorspronkelijk de betekenis van herstel – goedmaking – genezing (denk maar aan de uitdrukking: netten boeten = netten herstellen). Hier gaat het allemaal om.

Door een te komen tot een dagelijks offer, tot boete, zal de Godmens in ons – die in ons hart verborgen is – herstellen.

Bron: Brahma-Vishnoe-Shiva. De herschepping van de mens. Symposionreeks 26

BESTEL BRAHMA-VISHNOE-SHIVA – DE HERSCHEPPING VAN DE MENS

LEES OVER DE BOVENSTAANDE UITGAVEN OVER OOSTERSE WIJSHEID – SYMPOSIONREEKS